scanner icon
custom icon
Voor 10:00 uur besteld vandaag verstuurd
custom icon
Meer dan 15.000 producten uit voorraad leverbaar
custom icon
Partner in bevestigingstechniek

Technische informatie

Hieronder vind je een overzicht van technische informatie over bevestigingsmaterialen, van technische tabellen met informatie en waardes tot aan praktisch klus- en montage-advies.

Er is een indeling gemaakt in zes verschillende categorieën.

search icon
Heb je toch nog een andere vraag? Neem dan contact met ons op dan helpen we je graag verder ...

1. Stalen bevestigingsmaterialen

1.1 Materiaal

Staal is een legering bestaande uit ijzer en koolstof. De term staal wordt met name gebruikt voor ijzerlegeringen met een beperkte koolstofgehalte (minder dan 1,9%) of gehalte aan toevoegingen als chroom, zodat het warm vervormd kan worden. Hierin onderscheidt staal zich van bijvoorbeeld gietijzer, dat een hoger koolstofgehalte heeft. De koolstof wordt gebruikt om een hoge treksterkte en hardheid te verkrijgen. 

Er zijn veel verschillende legeringen met deze twee elementen, meestal ook met andere bestanddelen. Er bestaan dus ook zeer veel verschillende soorten staal. Door de grote keuze en zijn goede bewerkbaarheid is het een veel gebruikt constructiemateriaal. Wereldwijd wordt er jaarlijks ongeveer 1600 miljoen ton staal geproduceerd. 

Staal valt in drie groepen in te delen aan de hand van de hoeveelheid toegevoegde (legerings-) elementen: 

  • ongelegeerd staal  (maximaal 1,5% aan legeringselementen) 
  • laaggelegeerd staal  (van 1,5% tot 5% aan legeringselementen) 
  • hooggelegeerd staal  (meer dan 5% aan legeringselementen) 

Ongelegeerd staal bevat maximaal 1,5% aan legeringselementen (exclusief koolstof (C)). Veel gebruikte legeringselementen zijn onder andere mangaan (Mn) en silicium (Si). Net als koolstof worden mangaan en silicium gebruikt om de sterkte en hardheid te verhogen. Silicium is tevens een bijproduct van het staalbereidingsproces, het wordt gebruikt om zuurstof aan het staal te onttrekken. 

Ongelegeerd staal is het meest gebruikte staal ter wereld. Dit komt doordat het relatief goedkoop is en erg goed bewerkbaar.

Deze groep bevat tussen de 1,5 en 5% legeringselementen (exclusief koolstof). Net als bij ongelegeerd staal zijn mangaan en silicium veel voorkomende legeringselementen (Si = 0,7%, Mn = 1,6%). Maar ook chroom (Cr), vanadium (V), nikkel (Ni) en molybdeen (Mo) zijn in deze groep veel voorkomende legeringselementen. 

De invloeden van deze elementen zijn bij gebruik van verschillende elementen in één soort staal niet zo makkelijk te bepalen, daar sommige van deze elementen elkaar tegenwerken en andere elkaar juist weer versterken.

Chroom wordt vaak gebruikt om staal oxidatie- en corrosiebestendig te maken. Ook van de harde en slijtvaste eigenschappen van chroom wordt veel gebruikgemaakt in de staalindustrie. Chroom wordt veel gebruikt in combinatie met nikkel of molybdeen. Chroom in combinatie met molybdeen (het zogenaamde chroom-molybdeen staal) maakt het staal uitstekend bestand tegen hoge temperaturen en ook erg sterk. Vanadium wordt ook veel gebruikt in combinatie met chroom en molybdeen daar het ongeveer dezelfde eigenschappen geeft aan staal. Ook in gereedschapsstaal wordt veel vanadium gebruikt. Het maakt het staal ook een stuk taaier wat erg gunstig is voor gereedschap. 

Nikkel heeft gunstige invloed op staal bij heel hoge en heel lage temperaturen. Het wordt ook veel gebruikt om een aantal ongunstige eigenschappen van chroom tegen te gaan.

 

Hooggelegeerd staal bevat meer dan 5% aan legeringselementen. De bekendste vorm is roestvast staal (rvs).  

Hoofdlegeringselementen in rvs zijn chroom (Cr) en nikkel (Ni). Alleen chroom kan gebruikt worden om staal roestvast te maken, maar meestal wordt er een combinatie van chroom en nikkel gebruikt, omdat nikkel een aantal ongewenste effecten van chroom tegenwerkt (bijvoorbeeld 18% Cr en 8% Ni). 

Zoals de naam al doet vermoeden is rvs bestand tegen oxidatie en corrosie. Deze eigenschap is te danken aan de chemische verbinding die chroom aangaat met zuurstof. Door die chemische verbinding vormt er zich een oxidehuid op het staal. De oxidehuid is heel dun en daardoor doorzichtig. Ze bestaat uit een netwerk van chroom (III)oxide, dat wel elektronen kan geleiden maar geen ionen. Daardoor is het metaal tegen corrosie bestand, mits de oxidehuid intact blijft. Dat is helaas niet het geval in een chloride-oplossing zoals zeewater of in gechloreerd zwemwater. Het resultaat is dan gelokaliseerde putvormige corrosie die heel moeilijk te stoppen is, omdat het chloride-ion zich vooral in de corrosieputten verzamelt. Een toeslag van molybdeen kan wel bestendigheid tegen chloor opleveren, bijvoorbeeld voor gebruik in zwembaden. Om de eigenschappen te verbeteren is dan ofwel een laag koolstofgehalte wenselijk, maar dan is de verspaanbaarheid slechter, ofwel een toeslag van titanium, maar dan is de lasbaarheid slechter. 

Onderstaande samenstelling zijn volgens NEN-ISO8981. De minimale ontlaattemperatuur is voor de sterkteklassen 8.8 tot 12.9 verplicht. Als er geen trekproef genomen kan worden, is de chemische samenstelling verplicht. 

Sterkte-klassen 

Staalsoort en warmtebehandeling 

 Chemische            samenstelling                                       (Gewicht in %) 

Ontlaat temperatuur 

Meest gebruikte staalsoorten 

C 

P 

S 

°C 

min. 

max. 

max. 

max 

min. 

3.6 ¹) 

Koolstofstaal 

x 

0,20 

 

 

x 

Q St 36-3 

4.6 

x 

0,55 

 

 

x 

Q St 38-3 

4.8 

5.6 

0,13 

0,55 

 

 

x 

Cq 22

Cq 35

5.8 

x 

0,55 

0,050 

0,060 

x 

Cq 22

Cq 35

6.8 

8.8 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,40 

0,035 

0,035 

425 

19 Mn B4

22 B2

35 B2

Cq 45

38 Cr2

46 Cr2

41 Cr4 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

9.8 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,35 

0,035 

0,035 

425 

 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

10.9 ) 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,15 ³) 

0,35 

0,035 

0,035 

340 

35 B2

34 Cr4

37 Cr4

41 Cr4 

10.9 ) 

Koolsofstaal, gehard en ontlaten 

0,25 

0,55 

0,035 

0,035 

425 

35 B2

34 Cr4

37 Cr4

41 Cr4 

Koolsofstaal met toevoegingen (bijv. Borium, mangaan of chroom), gehard en ontlaten 

0,20 ³) 

0,55 

0,035 

0,035 

 

Gelegerd staal, gehard en ontlaten ) 

0,20 

0,55 

0,035 

0,035 

 

 

12.9 ) 

 

 

Gelegerd staal, gehard en ontlaten ) 

 

 

0,28 

 

 

0,50 

 

 

0,035 

 

 

0,035 

 

 

380 

Cr4

41 Cr4

34 Cr Mo4

42Cr Mo4

34 Cr Ni Mo 6

30 Cr Ni Mo 8 

 

1. Voor deze sterkte klassen is automatenstaal toegestaan met de volgende maximale waarden: S=0,34% P=0,11% en Pb=0,35% 
2. Voor afmetingen boven M-20 kan het noodzakelijk zijn een materiaalsoort van de sterkteklasse 10.9 toe te passen om een voldoende doorharding te kunnen bereiken. 
3. Bij koolstofstaal met borium als toevoeging en een koolstofgehalte onder C 0,25% (smeltanalyse) moet een mangaangehalte van minimaal MN 0,60% voor de sterkteklasse 8.8 en MN 0,70% voor de sterkteklasse 9.8 en 10.9 aanwezig zijn. 
4. Bij producten uit deze staalsoort moet het merkteken onderstreept zijn. 
5. Het materiaal voor deze sterkteklassen moet voldoende houdbaar zijn om er zeker van te zijn dat de structuur in de kern van het schroefdraadgedeelte ca. 90% martensiet bevat na het harden en vóór het ontlaten. 
6. Voor de sterkteklasse 12.9 is een metallografische aantoonbare fosforhoudende witte laag op het oppervlak voor producten die op trek belast worden niet toegestaan. 
7. Gelegeerd staal moet tenminste een van de volgende legeringbestanddelen bevatten: chroom, nikkel of molybdeen.

    I:\Kennisbank\Kennisoverdracht Sessies\Sessie 3 - Juli 2016 - Staal in bevestigingsmateriaal\Waterstofbrosheid.jpgTekstvak

    Waterstofbrosheid is het bros worden van metalen doordat waterstof in de haarscheurtjes van het materiaal opgesloten raakt. Hierdoor verzwakt het metaal met bros worden tot gevolg. Waterstofbrosheid werd al in 1875 beschreven, maar de exacte fysische achtergrond is nog steeds niet geheel begrepen. Het fenomeen komt vooral voor in staal met hoge treksterkte. 

    Ook de zogenaamde scheurvormende corrosie bij RVS bevestigingsartikelen die gebruikt worden in een zwembadomgevingen is een vorm van waterstofbrosheid. We kennen inmiddels de grote risico’s die dit met zich meeneemt in de bevestigingsconstructie. Maar ook bij koolstofstalen bevestigingsmiddelen die elektrolytisch zijn verzinkt bestaat het gevaar van het optreden van waterstofbrosheid. 

    Waterstofbrosheid is een gevolg van het ontstaan van waterstofgas in het metaal. Hierdoor kan er breuk of scheurvorming optreden in de bout of schroef. Het risico neemt toe naarmate de sterkteklasse hoger wordt. Zeker bij staalkwaliteiten hoger dan 8.8 kan de in het staal opgenomen waterstof een aanzienlijk verlies aan ductiliteit veroorzaken, de zogenaamde waterstofbrosheid. Het helemaal uitsluiten van waterstofbrosheid is eigenlijk niet mogelijk. 

    Het grootste probleem dat we kennen als gevolg van waterstofbrosheid is dat de producten zonder verdere aanleiding plots broos kunnen worden en daardoor breken. Waterstofbrosheid treedt voornamelijk op bij op trekbelaste producten met een sterkteklasse hoger dan 8.8. Tijdens het proces van elektrolytisch verzinken van bevestigingsartikelen met treksterkte hoger dan 1000 N/mm2 wordt waterstof op het productoppervlak ontwikkeld. Vandaar dat het niet raadzaam is om deze producten een oppervlaktebehandeling te geven. Om die reden zijn bijvoorbeeld bouten van 10.9, 12.9 en 14.9 kwaliteit staal vaak blank in plaats van verzinkt. 

    Om deze producten toch een oppervlaktebehandeling te geven, worden deze vaak gereinigd met zuren die een negatieve inwerking hebben op het staal. Je kunt door het product kort na de oppervlaktebehandeling (binnen 4 uur) een warmtebehandeling te geven, dit fenomeen tot wel een minimum beperken. Het is belangrijk dat iedereen die met deze producten werkt zich realiseert dat bij producten van staal met een treksterkte ≥ 1000 N/mm2 is dit risico, zeker nadat deze verzinkt zijn, altijd aanwezig is. 

    Er zijn ook oppervlaktebehandelingen verkrijgbaar die nauwelijks invloed hebben op waterstofbroosheid zoals thermisch verzinken. Zo ook onze eigen Dynaplus AR-coating, PTFE coating, GEOMET®- en DACROMET® coatings of bijvoorbeeld een zink-nikkel als oppervlaktebehandeling. Een groot bijkomend voordeel van dergelijke speciale oppervlaktebehandelingen is dat ze vaak een veel langere corrosiebescherming bieden dan alleen verzinken. Het nadeel is dat deze oppervlaktebehandelingen kostbaarder zijn dan verzinken.  

    Om een goede afweging te maken van producten uit dit risicogebied is een belangrijke vraag: Hoe belangrijk is het voor deze sterkteklasse te kiezen en welke oppervlaktebehandeling heeft dan de voorkeur? Voor bevestigingsartikelen vanaf sterkteklasse 12.9 raden we het af deze een oppervlaktebehandeling te geven. Voor 10.9 zijn er eventueel wel oplossingen in zowel verzinkt als in de bovengenoemde coatings. 

    Vervormen
    Er zijn verschillende productiewijzen voor de productie van bevestigingsartikelen. De gekozen productiewijze hangt af van het type bevestigingsmateriaal en de gekozen staalsoort. In de praktijk wordt koud vervormen van staal veel toegepast. Zoals het woord eigenlijk al zegt wordt er hier een stuk staal koud vervormd tot een bevestigingsartikel.  

    Het vervormen tot het gewenste bevestigingsartikel gebeurt meestal door middel van ‘stuiken’ middels matrijzen. Hierbij wordt in meerdere stappen en met verschillende gereedschappen de gewenste vorm verkregen. Dit wordt ook wel koudwalsvervormen genoemd. Voor het maken van schroefdraad moet het staal namelijk worden gewalst. Hierbij wordt, door middel van twee contravormen in de vorm van walsbakken, de gewenste schroefdraad op de bout of schroef gewalst. Om dit goed en netjes te doen moet er veel olie bij dit proces worden toegevoegd om de bewerking te smeren. 

    Met koud vervormen kun je bouten tot ongeveer M30 vervormen, daarna moet je warm vervormen vanwege de noodzakelijke kracht die nodig is om het staal te vervormen. Verder is warm vervormen nodig wanneer je te maken krijgt met grote stuikvervormingen. Doordat de materiaaldichtheid toeneemt bij koud vervormen, moet je hier eerder gebruik maken van warm vervormen. 

    Naast warm en koud vervormen kun je een bevestigingsartikel ook vervormen door een verspanende vervorming. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het tappen van (binnen)schroefdraad bij moeren. Soms wordt er voor kleine series of speciale draadvormen ook nog gebruik gemaakt van deze snijdende vervorming van staal maar dit komt door de ontwikkeling van koudvervorming steeds minder voor. 

    Warmtebehandelingen
    Nadat het bevestigingsartikel is gevormd kun je de mechanische eigenschappen van het staal veranderen door warmtebehandeling. Er zijn verschillende manieren van warmtebehandelingen die worden gebruikt voor bevestigingselementen zodat deze in de praktijk de belasting aankunnen die men ervan mag verwachten. De vereiste mechanische eigenschappen, zoals treksterkte en vloeigrens worden door dit soort processen bereikt. 

    Bij de productie van bouten en schroeven worden vooral warmtebehandelingen als verwarmen om te harden, oppervlakteharden en gloeien (verhitten als nabehandeling) ingezet. De opbouw van dit proces in temperatuur en tijd is afhankelijk van de vereiste mechanische eigenschappen van het eindproduct. 

    Harden
    Het (na)harden van stalen bevestigingsartikelen gebeurt bij bouten vanaf klasse 8.8 volgens DIN 898 deel 1 en bij moeren volgens DIN EN 20898 deel 2 vanaf klasse 5 en 8 (>M16) voorgeschreven. 

    Het harden bestaat uit het verwarmen en direct aansluitend ontlaten. De bouten worden afhankelijk van het koolstofgehalte tot een bepaalde temperatuur verhit en gedurende een bepaalde tijd op die temperatuur gehouden. Hierbij wordt de materiaalopbouw omgevormd. Door direct daarna te ontlaten (in water of olie) krijgt het eindproduct de gewenste hardheid. 

    Ontlaten
    Het glasharde (en dus brosse) staal wat nu is ontstaan (en waardoor waterstofbroosheid kan ontstaan) is in de praktijk niet toepasbaar. De producten moeten nog een keer op een (in norm vastgelegde) minimumtemperatuur worden gebracht om de ontstane spanning in het product te reduceren. Door deze maatregel vermindert weliswaar de vooraf ontstane hardheid (maar ligt nog duidelijk hoger dan dat van de originele werkstof) en men bereikt een grotere taaiheid. Dit proces is hierdoor een belangrijk hulpmiddel voor de fabrikant om bouten die eigenschappen mee te geven die eraan gesteld worden. 

    Oppervlakteharden
    Dit proces wordt toegepast bij de productie van o.a. spaanplaatschroeven, plaatschroeven en gipsplaatschroeven. Hierbij is het van groot belang dat het product een grote oppervlakte hardheid heeft om in staat te zijn zelf de schroefdraad te snijden in het gewenste materiaal. 

    Hiervoor wordt staal met een koolstofgehalte van 0,05 tot 0,2% koolstof gebruikt. Deze wordt verwarmd en voor langere tijd in een koolstof onttrekkende atmosfeer gehouden (bijv. Methaangas). Het koolstof defendeert naar de randzone en verhoogt daarmee plaatselijk het koolstofgehalte.  

    Dit proces noemt men ontkolen. Hierna wordt het product ontlaten, waardoor het product aan de rand erg hard wordt. Groot voordeel hiervan is dat de schroef een harde buitenkant krijgt terwijl de kern van de schroef taai blijft. Dit bovenstaande proces van oppervlakteharden wordt vaak in lange rolbandovens toegepast. Er zijn verschillende factoren binnen dit hardingsproces die van grote invloed kunnen zijn op de uiteindelijk kwaliteit van de bevestigingsartikelen. Denk hierbij aan de afgestelde temperatuur van de oven, snelheid van de loopband (tijd) maar ook de hoeveelheid schroeven op de band (constante temperatuur per batch). Juist in dit proceskan men heel veel kwaliteit winnen of verliezen als het gaat om de mechanische eigenschappen van bijvoorbeeld schroeven. Voor schroeven geldt hierbij: zo hard en sterk mogelijk, maar ook zo flexibel en buigzaam mogelijk. Dit zijn (fysisch gezien) tegenstrijdige eigenschappen in staal. 

    Gloeien
    Er bestaan verschillende manieren van gloeien of nagloeien. Hierbij is het weer belangrijk wat de eisen zijn die aan het eindproduct gesteld worden en de spanning die in de werkstof zit. Een belangrijk en veel voorkomend proces bij bevestigingsmateriaal is het spanningsarm gloeien (product wordt verwarmd tot 600°C en daar een langere tijd op gehouden). De (bij koudvervorming) ontstane koudversteviging kan door spanningsarm gloeien aan het materiaal worden onttrokken. Dit is belangrijk bij bouten en schroeven van sterkteklasse 4.6 en 5.6, omdat deze producten een groot uitrekkingsgebied (vloeitraject) moeten hebben.

    1.2 Oppervlaktebehandeling

    Algemeen
    Elektrolytisch verzinken is een elektrochemisch proces waarbij een zinklaag neergeslagen wordt op het productoppervlak. Binnen electrolytisch verzinken is een breed scala aan alternatieven voorhanden in laagdiktes, basismaterialen (zink / zink-ijzer / zink-nikkel), passiveringen. De minimale laagdikte is ca 3 μm en kan oplopen tot ca 30 μm (gecombineerde laag). Wij hanteren op onze bevestigingsartikelen meestal een minimale laagdikte van 5 μm.   

    Een elektrolytisch zinkproces heeft altijd een nabehandeling om aantasting van de zinklaag te voorkomen. Dit heet het passiveren (of ook wel chromateren of bichromatiseren) en vertoond, afhankelijk van de behandeling (passiveren), een transparante groengele (geelverzinkt) of metallic-lichtblauwe tint (blauwverzinkt). Door het passiveren neemt de corrosiebestendigheid sterk toe en wordt het uiterlijk verfraaid. De passiveerlaag is een dun zinkchromaat/zinkoxidelaagje bovenop de zinklaag. Bij standaard verzinken geeft dit een metallic-lichtblauwe tint en bij geel verzinken vertoont de zinklaag een transparante goudkleurige tint. De corrosiebestendigheid van deze twee verschillende passiveringen is vrijwel gelijk, maar de geelverzinkte variant is sinds de nieuwe ROHS-richtlijn uit 2011 in opspraak geraakt vanwege het schadelijke zeswaardige chroom, wat voorheen gebruikt werd bij deze passivering. 

    Bij het elektrolytische verzinkproces wordt er waterstof op het productoppervlak ontwikkeld. Zeker bij geharde staalkwaliteiten met een hoge sterkte, met name vanaf 8.8 en hoger, kan de in het staal opgenomen waterstof een aanzienlijk verlies aan ductiliteit veroorzaken (de zogenaamde waterstofbrosheid). 


    Toepassingsgebied
    Het toepassingsgebied van elektrolytisch verzinkte bevestigingsmaterialen is divers vanwege de diverse corrosiewerende eigenschappen door de laagdikte. 

    Verzinkte bevestigingsmaterialen worden doorgaans voorzien van een beschermende zinklaag volgens ISO A2A met een minimale laagdikte van 5 Mu. In principe geldt: hoe dikker de zinklaag op stalen bevestigingsmateriaal, hoe langer het duurt voordat hij weg gecorrodeerd is. De gemiddelde atmosferische corrosie voor alle zinktypes in Nederland in de buitenatmosfeer bedraagt momenteel 0,42 μm/jaar (gegevens TNO, Rijkswaterstaat en TU Delft). Dat komt gemiddeld overeen met een corrosieklasse C2 in Nederland. 

    De zinklaag wordt aangetast door de hoeveelheid chloride en SO2 (zwavel) in de omgeving. Het water maakt deze aantasting mogelijk. SO2 heeft een grote invloed op het corrosiegedrag en daardoor op de duurzaamheid van stalen-verzinkte producten.  Het corrosieklimaat in West-Europa wordt wel steeds minder agressief door de drastische afname van het SO2-gehalte in de lucht. Het SO2-gehalte in Nederland is door allerlei maatregelen en wetten in Europees verband, zoals eisen aan autobrandstoffen, uitstoot van energiecentrales etc., vanaf 1980 geleidelijk gaan dalen tot een verwaarloosbaar niveau. 
    Naast SO2 speelt choride een belangrijke rol bij corrosievorming van zink. Chloride maakt de oxidelaag op het zink sneller oplosbaar in water, waardoor de zink-corrosiesnelheid toeneemt. Als het zink (plaatselijk) is verdwenen, neemt ook de ijzercorrosiesnelheid toe in aanwezigheid van chloriden. Nederland heeft voornamelijk in een smalle strook van ca. 750 meter langs de kust een hoog chloridegehalte; echter uit veiligheidsoverwegingen nemen we 10 km om ook de invloed van de zeewind mee te nemen. Onder normale condities wordt gebruik van verzinkte bevestigingsartikelen geadviseerd in beschermde condities (binnen gebruik). 


    Corrosiewerendheid
    Tot 24 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227 voor A2A tot circa 240 uur voor speciale zink- ijzer legeringen. 

    Maximale toepassings temperatuur
    80 graden Celcius 

    Aanduiding elektrolytische zinklagen conform ISO 4042 

    In ISO 4042 is de aanduiding van elektrolytische zinklagen vastgelegd. Aanduiding vindt plaats aan de hand van een code van twee letters en een cijfers (bijvoorbeeld: A2F). In dit voorbeeld staat de A voor zink (Zn), de 2 voor een laagdikte van 5 μm en de F voor een heldere passivering. De volgende tabellen geven de diverse onderdelen van de code weer: 

     

    Basis materialen 

    Laagdikte 

    Passivering 

    A 

    Zink (Zn) 

    1 

    3 

    A 

    Kleurloos 

    B 

    Cadnium(Cd) 

    2 

    5 (2+3) 

    B 

    Blauw (mat) 

    C 

    Koper (Cu) 

    3 

    8 (3+5) 

    C 

    Geel (mat) 

    D 

    Messing(CuZn) 

    9 

    10 (4+6) 

    D 

    Olijfkleur (mat) 

    E 

    Nikkel (NI) 

    4 

    12 (4+8) 

    E 

    Kleurloos  

    F 

    Nikkel-Chroom (NiCr)

    5 

    15 (5+10) 

    F 

    Blauw 

    G 

    Koper-Nikkel
    (
    CuNi)

    6 

    20 (8+12) 

    G 

    Geel 

    H 

    Koper-Nikkel-Chroom (CuNiCr)

    7 

    25 (10+15) 

    H 

    Olijfkleur 

    J 

    Tin (Sn)

    8 

    30 (12+18) 

    J 

    Kleurloos (glans) 

     

     

     

     

    K 

    Blauw (glans) 

     

     

     

     

    L 

    Geel (glans) 

     

     

     

     

    K 

    Blauw (glans) 

     

     

     

     

    R 

    Zwart (mat) 

     

     

     

     

    S 

    Zwart (blank) 

     

     

     

     

    T 

    Zwart (glans) 

     

    Normale leveringscondities in bevestigingsmaterialen: 

    Electrolytisch verzinkt: ca. 5 μm A2A / A2B / A2E / A2F. Zonder specifieke overeenkomst tussen leverancier en afnemer kan een willekeurige variant geleverd worden.

    Geel verzinkt: ca. 5 μm A2C / A2G / A2L. Zonder specifieke overeenkomst tussen leverancier en afnemer kan een willekeurige variant geleverd worden.


    Alternatieve namen
    Galvaniseren, electroplating, zinc plating

    Algemeen
    Het thermisch verzinken van bevestigingsartikelen gebeurt volgens het centrifugeproces met een hoge zinkbadtemperatuur. Het product wordt gedompeld in een bak met vloeibaar zink waarbij een groot blok zink is verwarmd tot ca. 400°C. Tijdens het dompelen wordt het product bedekt met een laag vloeibaar zink en meteen na het uittakelen stolt deze laag. De laag is minder glanzend en na een aantal dagen meestal zelfs matgrijs. De laagdikte wordt niet bepaald door de tijdsduur in het bad, maar door de dikte van het materiaal. Tijdens het centrifugeren wordt een laagdikte van 40 - 70 μm gevormd. De voordelen van verzinken bij deze temperaturen is de geringe viscositeit van het zink bij het centrifugeren en de silicium invloed die (vergaand) wordt geëlimineerd. Nadelen van thermisch verzinken zijn druppelvorming en vervorming van dun materiaal. 

    Toepassingsgebied 
    Divers. Geschikt voor gebruik in normaal buitenklimaat en dus niet direct in het kustgebied of in agressieve, chemische of zure atmosferen. Vanwege de lage maatvastheid is het minder geschikt voor kritische belastingen en kan het door de dikte van de laag niet gebruikt worden voor bevestigingsartikelen kleiner dan M5.  

    Corrosiewerendheid
    Is afhankelijk van de aangebrachte laagdikte. Bij een laagdikte van 50 μm. is dit circa 500 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227. 

    Maximale toepassingstemperatuur
    250 graden Celcius

    Alternatieve namen
    Volbad verzinken, hoge temperatuur verzinken, Hot-dip Galvanising, Feuerverzinken

    Algemeen
    Fosfateren is een chemisch proces dat een laag onoplosbare fosfaten op een metaaloppervlak aanbrengt. Omdat de toplaag van het basismateriaal geen metaal meer bevat, reageert het anders dan het oorspronkelijke metaaloppervlak. Een dergelijke laag noemt men ook wel conversielaag. De fosfaatlaag heeft goede hechting en geeft daarnaast ook lichte corrosiebescherming aan het staal. Het fosfateerproces kan niet worden gebruikt bij metalen als: messing, koper of roestvast staal. 

    Binnen bevestigingsmaterialen wordt fosfateren met name toegepast voor gipsplaatschroeven. De fosfaatlaag zorgt ervoor dat de later aan te brengen stuclaag of gipsspachtel goed hecht aan de schroefkop. Daarnaast zorgt de fosfaatlaag voor voldoende roestwerende eigenschappen in de gipsvezelplaten om eventuele bruine roestvlekken later in de wand te voorkomen.

    Elektrolytisch verzinkte schroeven kunnen in sommige gevallen niet goed tegen de stoffen die in de droogbouw gebruikte gipsspachtel kunnen voorkomen waardoor deze in deze toepassing eerder zouden kunnen roesten. Echter, als je kijkt naar de corrosiebestendigheid van een gefosfateerde schroef ten op zichte van een electrolytisch verzinkte schroef in een zoutsproeitest, is een verzinkte schroef wel vele malen roestwerender dan een gefosfateerde schroef.

    Toepassingsgebied
    Gipsplaatschroeven voor montage in droogbouw (gipsplaten)

    Corrosiewerendheid
    Variërend tussen 8 en 24 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227  

    Maximale toepassings temperatuur
    250 graden Celcius

    Algemeen
    De invloed van chloriden of andere agressieve zure stoffen op (verzinkt) staal kan worden tegengegaan door het aanbrengen van een organische deklaag over het verzinkte staalproduct. Deze coatinglaag werkt in feite als isolator en beschermt het staal tegen alle milieueffecten van buitenaf (atmosferische corrosie). Dergelijke oppervlaktebehandelingen worden ook wel een Duplex systeem genoemd.

    Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk duplex coating systeem. Er wordt hierbij bovenop de eerste metallische zinklaag van minimaal 5 μm een organische deklaag (ook op basis van zink) aangebracht. Deze is bestaat uit verschillende deklagen met een totaal van minimaal 15 μm op het bevestigingsartikel. Dit zorgt voor een uitstekende corrosieweerstand tegen zowel atmosferische invloeden als tegen een groot aantal agressieve stoffen.  

    De verschillende coatingslagen worden door middel van een centrifugeproces bij een lage procestemperatuur op de schroef aangebracht. Door de lage procestemperatuur en het ontbreken van waterstofontwikkeling vindt er geen beïnvloeding van de materiaaleigenschappen plaats en is er dus geen kans op waterstofbrosheid.  
    Het aantal lagen van de coating, de hechting tussen deze lagen en de totale (gelijkmatige) laagdikte van de verschillende deklagen zijn van groot belang voor de uiteindelijke corrosiebescherming van het gecoate stalen product. Daarnaast geldt: hoe hoogwaardiger de gebruikte organische coating, hoe groter de levensduurverwachting. Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt ook dat een goede behandeling (nadat ze de fabriek verlaten hebben) essentieel is voor de totale levensduur. Een goede opslag en goede verwerking op de bouw (wat beschadigingen aan de coating doet voorkomen) is van essentieel belang voor de totale levensduur van het product. Dit is dan ook meteen het nadeel voor de roestwerendheid van stalen bevestigingsmateriaal voorzien van coating ten op zichte van RVS bevestigingsartikelen. RVS bevestigingsmaterialen zijn namelijk gemaakt van 'door en door' corrosiebestendig materiaal terwijl de gecoate bevestigingsartikelen het moeten hebben van hun beschermlaag. 

    Stalen (bevestigings)artikelen met een hoge kwaliteit roestwerende coating zijn in veel toepassingen een beter alternatief dan de RVS bevestigingsmiddelen. Er zijn echter verschillende merken, soorten en kwaliteiten coatings verkrijgbaar met ieder zijn eigen specifieke eigenschappen of toepassing. De soort coating maar ook de nauwkeurigheid en manier van aanbrengen van roestwerende coatings op bevestigtingsartikelen bepaald de kwaliteit en de levensduur. Zo zijn bijvoorbeeld niet alle coatings voldoende zuurbestendig tegen de chloraminezuren die de chloordamp in zwembaden bevat. Dacromet coatings bijvoorbeeld kunnen wel goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitesten), maar niet goed standhouden in zure klimaten (Kersternich test). De Dynaplus AR-coating is door verschillende tests zeer goed bestand gebleken tegen zuren en lijkt hiermee goed geschikt voor gebruik in dergelijke zure atmosferen zoals zwembad- en stalomgevingen.  

    Toepassingsgebied
    Geschikt voor een breed scala aan toepassingen; zowel binnen als buiten. De toepassing van deze coatingssystemen op bevestigingsartikelen is voornamelijk bekend in de automotive industrie. 
    Onze Dynaplus AR-coating is door de goede chemische resistentie tevens goed geschikt gebleken voor de toepassing in zwembadomgevingen (chloride), stalomgevingen (ammonia) en bijvoorbeeld in houtsoorten met veel zuren zoals eiken, red cedar en gemodificeerde houtsoorten zoals Accoya hout (azijn).  

    Corrosiewerendheid van duplex coatings

    • Variërend tussen 500 en 1500 uur in zoutsproeitest volgens ISO 9227  
    • Variërend tussen de 10 en 25 cycli Kersternich test volgens ISO 3231 

    Maximale toepassings temperatuur
    250 graden Celcius 

    Er zijn verschillende merken op gebied van Duplex systeemcoatings 

    • Dacromet
    • Geomet
    • Delta
    • Magni
    • Ruspert 

    1.3 Eigenschappen

    Systeem voor aanduiding van sterkteklassen
    De aanduiding voor sterkteklassen van bouten, schroeven en tapeinden bestaat uit twee getallen gescheiden door een punt, zoals 8.8 of 10.9. Het getal links van de punt bestaat uit één of twee cijfers en geeft 1/100 van de nominale treksterkte in Newton/mm² (Megapascal) weer. Het getal rechts van de punt geeft 10 keer de verhouding tussen de minimale vloeigrens, 0,2% rekgrens of de proefspanning bij 0,0048d ongelijkmatige verlenging en de nominale treksterkte. Deze waardes zijn vindbaar in de onderstaande tabel. 

    Voor producten met een beperkte belastbaarheid door de vorm van de kop en/of de steel dient voor de normale sterkteklasse aanduiding een 0 geplaatst te worden (voorbeeld: 08.8). Dit komt binnen ons leverprogramma van onze ‘standaard’ DIN genormeerde bevestigingsartikelen echter niet voor.  

    De gegevens in onderstaande tabel geven de mechanische eigenschappen voor bouten, schroeven en tapeinden weer bij een beproeving in een omgevingstemperatuur van 10° C tot 35° C volgens NEN-ISO 898/1. Deze eigenschappen veranderen bij hogere- of lagere temperaturen. Deze gegevens gelden voor schroeven met een nominale d 39 mm, voorzien van metrische schroefdraad en bestaande uit gelegeerd- of niet gelegeerd staal. De minimale treksterkten gelden alleen voor schroeven met een nominale lengte 2,5 d. De minimale hardheden gelden voor schroeven met een nominale lengte l 2,5 d en voor producten die niet volgens een trekproef beproefd kunnen worden. 

       

    1. 1. Voor bouten en schroeven van de sterkteklasse 8.8 met een diameter kleiner dan 16 mm bestaat een verhoogd afschuifrisico van de moeren wanneer de schroefverbinding boven de proefspanning wordt aangedraaid. De norm DIN-ISO 898/2 dient hier als richtlijn.
      2. Voor staalconstructiebouten ligt de grens bij M12.
      3. De sterkteklasse 9.8 geldt alleen voor nominale diameter d kleiner dan 16 mm. 

    De proefkracht volgens de volgende tabel is axiaal op bout toegepast en gedurende 15 seconden vastgehouden. De proef is geslaagd met als criterium dat de boutlengte ná de test niet is toegenomen, met een tolerantie van ± 12,5 μm. Voor de gebruiker is de volgende tabel een hulpmiddel om de meest geschikte keuze te maken. 

    Onderstaande tabel is een uittreksel uit EN ISO 898-1; een proefkracht voor ISO schroefdraad.

    Draad Ø 

    Nenn-spannings doorsnede As, Nenn mm2 

    Sterkteklasse 

    4.6 

    4.8 

    8.8 

    10.9 

    12.9 

    Proefkracht (As, NenSp) in N 

    M3 

    5,03 

    1130 

    1560 

    2290 

    4180 

    4880 

    M3,5 

    6,78 

    1530 

    2100 

    3940 

    5630 

    6580 

    M4 

    8,78 

    1980 

    2720 

    5100 

    7290 

    8520 

    M5 

    14,2 

    3200 

    4400 

    8230 

    11800 

    13800 

    M6 

    20,1 

    4520 

    6230 

    11600 

    16700 

    19500 

    M7 

    28,9 

    6500 

    8960 

    16800 

    24000 

    28000 

    M8 

    36,6 

    8240 

    11400 

    21200 

    30400 

    35500 

    M10 

    58 

    13000 

    18000 

    33700 

    48100 

    56300 

    M12 

    84,3 

    19000 

    26100 

    48900 

    70000 

    84800 

    M14 

    115 

    25900 

    35600 

    66700 

    95500 

    112000 

    M16 

    157 

    35300 

    48700 

    91000 

    130000 

    152000 

    M18 

    192 

    43200 

    59500 

    115000 

    159000 

    186000 

    M20 

    245 

    55100 

    76000 

    147000 

    203000 

    238000 

    M22 

    303 

    68200 

    93900 

    182000 

    252000 

    294000 

    M24 

    353 

    79400 

    109000 

    212000 

    293000 

    342000 

    M27 

    459 

    103000 

    142000 

    275000 

    381000 

    445000 

    M30 

    561 

    126000 

    174000 

    337000 

    466000 

    544000 

    M33 

    694 

    156000 

    215000 

    416000 

    570000 

    673000 

    M36 

    817 

    184000 

    253000 

    490000 

    678000 

    792000 

    M39 

    976 

    220000 

    303000 

    586000 

    810000 

    947000 

    Verhoogde temperaturen kunnen veranderingen veroorzaken in de mechanische en functionele eigenschappen van een bevestigingsartikel. Tot een temperatuur van 150°C zijn er geen schadelijke effecten bekend die een verandering van de mechanische eigenschappen veroorzaakt. Bij temperaturen boven de 150°C tot 300°C moet het functioneren van het bevestigingsartikel goed onderzocht worden. 

    Hieronder de richtlijn van de vloei/rekgrens van staal bij verhoogde temperaturen. 

    Richtlijnen van vloei/rekgrens bij verhoogde temperaturen 

    Afname 0,2% rekgrens bij verhoogde temperatuur 

    Temperatuur in graden Celsius: 

    + 20° 

    + 100° 

    + 200° 

    + 250° 

    + 300° 

    Klassenaanduiding 

    0,2% rekgrens in N/mm2  

    5.6 

    300 

    270 

    230 

    215 

    195 

    8.8 

    640 

    590 

    540 

    510 

    480 

    10.9 

    940 

    875 

    790 

    745 

    705 

    12.9 

    1100 

    1020 

    925 

    875 

    825 

    1.4 Technisch advies

    Deze gegevens gelden voor bouten en schroeven met sterkteklassen volgens NEN-ISO 898/1 waarbij beneden M3 geen nauwkeurige breuk- en beproevingskrachten bepaald kunnen worden of bij korte bouten en schroeven van M3 t/m M10 door de geringe lengte niet beproefd kunnen worden.  

    Deze gegevens gelden niet voor stelschroeven met binnenzeskant van DIN 913 t/m DIN 916 en niet voor oppervlakte geharde bouten en schroeven en verder voor bouten en schroeven met sterkteklassen 3.6, 6.8 en 9.8.


    Minimum breukdraaimomenten volgens DIN-267/25

    Nominale 

    Spoed  

    Sterkteklassen 

     afmeting 

    mm 

    4.6 

    4.8 

    5.6 

    5.8 

    8.8 

    10.9 

    12.9 

    M3 

    0,5 

    0,92 

    0,96 

    1,1 

    1,1 

    1,5 

    1,9 

    2,1 

    M4 

    0,7 

    2,1 

    2,2 

    2,5 

    2,6 

    3,6 

    4,4 

    4,9 

    M5 

    0,8 

    4,5 

    4,7 

    5,5 

    5,6 

    7,6 

    9,3 

    10 

    M6 

    1 

    7,6 

    7,9 

    9,1 

    94 

    13 

    16 

    17 

    M7 

    1 

    14 

    14 

    16 

    17 

    23 

    28 

    31 

    M8 

    1,25 

    19 

    20 

    23 

    24 

    33 

    40 

    44 

    M10 

    1,5 

    39 

    41 

    47 

    49 

    66 

    81 

    90 

     

    *) De minimum breukdraaimomenten gelden voor bouten en schroeven met schroefdraadtoleranties 6g, 6f of 6e. 

     

    De treksterkte van een materiaal is een maatstaf om de mechanische eigenschappen van een materiaal te classificeren. Praktisch is de vloeigrens (soms ook de 0,2%-rekgrens of Rp 0,2) veel meer van belang. Immers, als het materiaal tot de treksterkte komt, is het reeds sterk plastisch vervormd. 

    De treksterkte is de maximale mechanische spanning die een materiaal bereikt als het plastisch vervormd wordt. Voor de meeste staalsoorten vindt dit plaats vóór het vloeien van het materiaal (= vloeigrens) en na de proportionaliteitsgrens (grens waarbij de wet van Hooke geldig is). 

    Als het materiaal deze spanning langdurig opgelegd krijgt, dan zal er breuk optreden. Grafisch is dit duidelijk te zien in het zogenaamde spanning-rekdiagram. De treksterkte geeft op deze manier ook aan waar insnoering begint, tenzij het materiaal zo bros is dat er geen insnoering plaatsvindt. Dan breekt het materiaal zodra de spanning gelijk is aan de treksterkte. 

    De eenheid van treksterkte is MPa (of psi) en kan variëren van 10 MPa en minder voor sommige polymeren tot meer dan 5000 MPa voor koolstofvezels.
     

    De treksterke van enkele materialen:

    Materiaal 

    Treksterkte (σUTS) 
    (MPa) 

    Staal 

    400 

    Hogetrektestaal

    760 

    Roestvast staal koudgewalst 

    860 

    Gietijzer 4.5% C 

    170 

    Titanium legering (6% Al, 4% V) 

    900 

    Aluminium legering 

    455 

    Koper commercieel zuiver 

    220 

    Messing 

    250 

    Nylon, type 6/6 

    75 

    Rubber 

    15 

     

    De vloeigrens is een materiaalconstante die het punt in een spanning-rekdiagram beschrijft waarop een ductiel materiaal "begint te vloeien". Dit is het punt waarop er plastische vervorming begint op te treden. Bij sommige materialen is de overgang van elastisch naar plastisch gebied (σ constant) goed definieerbaar in het spanning-rekdiagram. Andere materialen (bijvoorbeeld zacht staal) hebben meer een geleidelijkere overgang. Hierdoor is een consequente definitie van de vloeigrens moeilijker. Meestal wordt dan gewerkt met de 0,2%-rekgrens of kortweg; de rekgrens. Dit punt treedt op wanneer er, naast de elastische rek bepaalt door de elasticiteitsmodulus, een supplementaire rek van 0,2% optreedt (zie afbeelding). 
    In de (werktuig)bouwkunde wordt de sterkte van een materiaal gekarakteriseerd door de rekgrens. Het materiaal keert namelijk altijd elastisch terug naar de begintoestand als het materiaal ontlast wordt. Aangezien de meeste materialen nog vloeien na het overschrijden van de vloeigrens, bouwt men op die manier zekerheid in. Wanneer een materiaal onderworpen wordt aan krachten in meerdere richtingen, dan kan een "vloeikromme" gedefinieerd worden die aangeeft voor welke combinaties van krachten het materiaal begint te vloeien.  


    Waardetabel 
    Onderstaande tabel geeft een ruwe schets van de waarde van de vloeigrens. Deze waarde varieert al naargelang de warmtebehandeling of koudvervorming die het materiaal heeft ondergaan, maar is ook sterk afhankelijk van (in het geval van de metalen) de gebruikte legeringselementen. 

     

    Materiaal 
    Gewoon staal250
    Hogetrekstaal690
    Roestvast staal (AISI 302, koud gewalst)520
    Titaniumlegering (6% AI, 4% V)830
    Aluminiumlegering400
    Koper commercieel zuiver70
    Kevlar3620
    Nylon45

    Voor de juiste keuze van voorspankracht en aandraaimoment, is het van groot belang dat men de juiste wrijvingscoëfficiënt µ kent. Maar door de veelvoud aan materialen en verschillende oppervlaktebehandelingen is het heel lastig om deze vast te stellen. Hierbij komt nog bij dat het gebruik van smeermiddelen de wrijvingscoëfficiënt µ kan verlagen. 

    Hieronder vind je een richtlijn van wrijvingscoëfficiënten bij verschillende staten van oppervlakte en smering van stalen bevestigingsartikelen. 

    De manier van aandraaien is ook van invloed op het aandraaimoment. Die kan ook in meer of mindere mate een grote invloed hebben op de eindwaarden. 

     

    2. RVS bevestigingsmaterialen

    2.1 Materiaal

    Roestvast staal (ook wel RVS, roestvrij staal of inox genoemd) is een ijzerlegering van hoofdzakelijk: ijzer, chroom, nikkel en koolstof. Het moet minstens 11-12% chroom bevatten. Wanneer het chroom met zuurstof in aanraking komt, vormt het een onzichtbaar laagje chroom(III)oxide (ook genaamd: dichroomtrioxide - Cr2O3), de oxidehuid. Dit laagje beschermt het onderliggende metaal tegen verdere roestvorming (oxidatie). Deze laag wordt ook wel de passivatielaag genoemd. 

    Naast chroom bevat RVS ook vaak nikkel en molybdeen ter verhoging van de corrosieweerstand. Ook diverse andere legeringselementen kunnen, meestal in geringere gehalten, worden gebruikt in RVS legeringen om het materiaal de gewenste eigenschappen te geven. Door de grote weerstand tegen corrosie vertoont roestvast staal nauwelijks roestvorming bij normaal gebruik in de atmosfeer.  

    De samenstellingen van RVS kwaliteiten zijn verschillend en daardoor heeft elke type zijn specifieke eigenschappen. Belangrijk is een juiste balans tussen ferriet- en austenietvormers.

    De benaming ‘roestvrij staal’ is algemeen ingeburgerd, maar wordt door metallurgen liever niet gebruikt. Zij spreken van roestvast staal, want RVS kan namelijk wel roesten. Het corrosiegedrag van alle metalen is afhankelijk van de legerings-elementen. RVS bevat het legeringselement chroom (passieve laag) en roest hierdoor veel trager. Het roesten van RVS gebeurt veelal in putjes en vlekjes die na verloop van tijd het metaal kunnen doorboren. Meestal gebeurt dit zonder dat hierbij roestlaagjes loskomen (zoals bij staal). Dit zorgt echter voor een geleidelijke verzwakking van de constructie en doet het mooie uiterlijk teniet. De bruine roestvlekjes kan men meestal relatief gemakkelijk wegvegen of schuren (vliegroest), maar dit neemt niet weg dat de corrosie zich in de diepte gewoon doorzet en dat de roestvlekjes opnieuw zullen verschijnen.

    Chroom (Cr)
    In roestvast staal is chroom het belangrijkste legeringselement en bij blootstelling aan een oxiderend milieu vormt zich een chroomoxidelaag welke bestendig is tegen corrosie. De corrosieweerstand neemt toe met de toename van het aandeel chroom. Chroom is echter een typische ferrietvormer en bij een toenemend percentage chroom in Duplex zal deze gecompenseerd  moeten worden door andere elementen. Dit is om de juiste balans tussen ferriet en austeniet te behouden. 

    Koolstof (C)
    Koolstof is het belangrijkste legeringselement in staal. Met een toenemende percentage koolstof neemt de sterkte en de hardbaarheid van het staal toe, terwijl de vervormbaarheid, smeedbaarheid en de lasbaarheid afneemt. Een staalsoort met veel koolstof is daardoor moeilijk bewerkbaar. Als een staalsoort geen (of nauwelijks) koolstof bevat, wordt er van ongelegeerd staal gesproken.  

    Nikkel (Ni)
    Nikkel is een austenietvormer en dus essentieel om samen met de ferrietvormers (zoals chroom) een juiste balans te verkrijgen in de Duplex metalen. Het percentage nikkel in Duplex RVS bedraagt ongeveer de helft van het percentage nikkel in RVS kwaliteiten uit de 300-serie. 

    Stikstof (N)
    De rol van stikstof in de Duplex metalen is divers. De voornaamste reden om stikstof toe te voegen is de verbeterde weerstand tegen put- en spleetcorrosie; een typisch kenmerk van de Duplex metalen. Stikstof is ook vele malen kleiner dan ijzer (factor 1500) en is dus heel eenvoudig oplosbaar in metalen. Ze zorgen wel voor barrières bij vervormingen. Tenslotte is stikstof ook een uitstekende austenietvormer. Het stikstofpercentage in Duplex is zo hoog mogelijk om de uiteindelijke balans tussen ferriet en austeniet te kunnen behouden. 

    Molybdeen (Mo)
    Molybdeen versterkt de functie van chroom. Met name in een chloridehoudende omgeving waar spleet- en putcorrosie vaak voorkomt. Die versterking treedt op bij een chroomgehalte van minimaal 18%. Molybdeen is echter een ferrietvormer en daardoor is het percentage gelimiteerd tot maximaal 4%. 

    Koper (Cu)
    Door toevoeging van koper aan Duplex metalen neemt de corrosieweerstand (met name tegen zwavelzuur) toe. 

    Mangaan (Mn)
    Mangaan is een austenietvormer en een goedkoop alternatief voor nikkel (ca. factor 10 goedkoper).

    Silicium (Si)
    Silicium is evenals mangaan in iedere staalkwaliteit aanwezig. Het is onder andere afkomstig uit ijzererts. Silicium verhoogt de sterkte en de slijtvastheid. Het wordt in verenstaal toegepast omdat het de rekgrens aanzienlijk verhoogt. In hittevaste stalen verbetert silicium de weerstand tegen oxidatie. In verband met de nadelige invloed op de warm- en koudvervormbaarheid kan silicium niet onbeperkt worden toegevoegd. 

    Titaan (Ti)
    Titaan heeft een grote affiniteit tot zuurstof, stikstof, zwavel en koolstof. In roestvast staal wordt titaan gebruikt om koolstof te binden, waardoor het materiaal ongevoelig wordt voor interkristallijne corrosie. In hoogvaste, microgelegeerde staalkwaliteiten vormt titaan uitscheidingen die met name de rekgrens verhogen en korrelverfijnend werken. 

    Vanadium (V)
    Vanadium werkt korrelverfijnend en wordt daarom wel aan fijnkorrelige staalkwaliteiten toegevoegd. Het is een sterkte carbidevormer die vaak wordt toegepast in gereedschapsstaal, waardoor de slijtvastheid en de ontlaatbestendigheid verbeterd worden. 

    Wolfram (W)
    Wolfram is een sterke carbidevormer. Het verbetert de taaiheid, gaat korrelgroei tegen, verbetert de warmvastheid en ontlaatbestendigheid alsmede de slijtvastheid bij hogere temperaturen. Wolfram wordt met name toegepast in gereedschapsstaal, snelstaal en warmvaste staalkwaliteiten.

    Roestvast staal wordt afhankelijk van zijn metallurgische structuur in verschillende families onderverdeeld, te weten de volgende vier: austenitische, martensitische, ferritische en Duplex roestvaste stalen.

    In de basis zijn dit verschillen in samenstelling tussen de families in de toevoegingen koolstof, chroom en nikkel. 

    Familie 

    C (Koolstof) 

    Cr (Chroom) 

    Ni (Nikkel) 

    Austeniet

    < 0,2 % 

    16 – 28 % 

    3,5 – 36 % 

    Martensiet

    < 0,2 – 1,2 % 

    12 – 17 % 

    < 6,0 % 

    Ferriet 

    < 0,2 % 

    12 – 29 % 

    < 1,5 % 

    Duplex 

    < 0,03 % 

    24 – 27 % 

    4,5 – 7 % 

    De meest gebruikte en ook bekendste roestvaste staalsoorten behoren tot de groep van de austenitische roestvaste stalen. Ook in bevestigingsmaterialen komt deze staalsoort het meest voor. 

    In de AISI-indeling worden deze de 300-serie genoemd met als bekende voorbeelden AISI 304 en -316. De austenitische roestvaste staalsoorten beslaan wereldwijd ongeveer 70% van de totale RVS productie. De meest voorkomende austenitische RVS-soort is type 304, ook bekend als RVS A2 of type 18/8 vanwege de aanwezigheid van 18% chroom en 8% nikkel. Een tweede veelvoorkomende RVS-soort uit de 300-serie is type 316, ook bekend als RVS A4 of type 18/10 vanwege de aanwezigheid van 18% chroom en 10% nikkel. Type 316 heeft een betere corrosiebestendigheid dan type 304 door een toevoeging van 2-3% molybdeen. 

    Austenitisch RVS bevat ongeveer 70% ijzer en heeft een maximum percentage van 0,15% koolstof, minimaal 16% chroom en genoeg nikkel of mangaan om de austenitische structuur bij alle temperaturen te behouden.  

    Het chroom zorgt in principe voor een goed hechtende, onzichtbare, passieve laag aan het oppervlak die het onderliggende metaal afschermt. Deze laag noemt men de passivatielaag. Het nikkelgehalte zorgt ervoor dat de meeste RVS soorten niet (of nauwelijks) magnetisch zijn. Doordat er nikkel in zit is de staalsoort niet hardbaar door warmtebehandeling en vindt er dus geen faseovergang plaats door opwarming of afkoeling. Austenitisch RVS kan door koudvervorming worden gehard, maar de bevestigingsartikelen bereiken daarbij niet de hardheid van bijvoorbeeld gehard staal. 

    De mechanische eigenschappen van austenitisch roestvrij staal kunnen worden verhoogd door in koudvorming het materiaal te verstevigen. Ook voor het vervaardigen van bevestigingsmaterialen is de austenitische staalsoort de meest voorkomende soort. Met name RVS A2 en -A4 zijn veel gebruikte voorbeelden. RVS A1 komt nagenoeg niet voor in de reguliere bevestigingsartikelen. In de internationale ISO-norm 3506 ”Bevestigingsonderdelen uit roestvaststaal” is uit een groot aantal varianten een beperkte keuze gemaakt uit austenitische roestvaststaalsoorten die geschikt zijn voor bevestigingsonderdelen. 

    Hieronder worden de typische kenmerken van de drie verschillende austenitische staalgroepen behandeld.

    RVS A1 (AISI 303)
    Dit is een draaikwaliteit die uitsluitend wordt toegepast wanneer bevestigingsonderdelen verspanend worden vervaardigd. Door het hogere fosfor- en zwavelgehalte wordt een betere verspaanbaarheid verkregen. De corrosieweerstand wordt hierdoor echt wel verminderd en deze kwaliteit is dan ook minder geschikt voor hoge- en lage temperaturen. RVS A1 wordt ook wel een RVS automatenstaal genoemd. Deze staalgroep komen we in de reguliere bevestigingsmaterialen niet tegen.  

    RVS A2 (AISI 304)
    De meest universele en gangbare staalgroep voor koudvervormde bouten, schroeven en moeren met een uitstekende corrosiewering in normale atmosferische omgevingen, natte omgevingen en tegen oxiderende en organische zuren en vele alkalische- en zoutoplossingen. Deze kwaliteit is ook uitermate geschikt voor toepassing bij zeer lage- en hoge temperaturen.  

    RVS A4 (AISI 316)
    Door toevoeging van 2-3% molybdeen en een verhoging van het nikkelgehalte, is A4 de meest corrosiebestendige staalgroep. Het wordt in het bijzonder toegepast in agressieve media zoals: zeeklimaat (chloriden/zouten), industrieklimaat (zwaveldioxide), bij oxiderende zuren en daar waar putvormige corrosie kan optreden.

    Martensitische staaltypen zijn goed te bewerken staaltypen met een hoge hardheid en rekgrens, maar hebben een verminderde corrosiebestendigheid. Ze zijn onderdeel van de 400-serie in de AISI-indeling. Martensitische RVS soorten zijn goed te harden door middel van een warmtebehandeling. Deze RVS soort wordt vaak gebruikt waar een hoge hardheid en sterkte noodzakelijk is. 

    Deze staalsoort wordt ook wel chroomstaal genoemd vanwege het hoge aandeel van chroom. De martensitische roestvast staalsoorten kenmerken zich daarnaast door een hogere koolstofgehalte (0,20 – 1,10 %) dan de austenitische en ferritische typen (< 0,1 %).   

    Martensitische RVS soorten zijn altijd (ferro)magnetisch. Over roestvast staal wordt vaak gezegd dat het materiaal niet magnetisch is. Toch is dit niet geheel waar. Martensitisch RVS soorten zijn wel degelijk magnetisch. Maar ook austenitische soorten zoals RVS A2 en A4 kunnen heel licht magnetisch zijn vanwege het koud vervormen van het materiaal. Het onderscheid tussen martensitische- en austenitische RVS soorten kunnen je merken aan de sterkte van het magnetisme. RVS 410 kan bijvoorbeeld net zo magnetisch worden als gewoon staal, maar austenitische RVS soorten niet. Hier kan men vaak slechts heel lichtjes het magnetisme waarnemen. De sterkte van het magnetisme zegt overigens niets over de kwaliteit van RVS en de corrosiewerendheid van het materiaal. Hiervoor is alleen een metallurgisch onderzoek mogelijk om de samenstelling van het RVS te achterhalen. 

    RVS 410 (AISI 410)
    Naast de veelgebruikte austenitische RVS soorten A2 en A4 zien we tegenwoordig steeds vaker ook martensitische RVS soorten gebruikt worden voor bevestigingsartikelen. Een voorbeeld hiervan zijn de RVS 410 schroeven die wij zelf onder de merknaam ‘Topdrill’ verkopen. Het grote voordeel van RVS 410 tegenover RVS A2 en A4 is dat het materiaal veel harder is. Dit komt doordat deze RVS soort wel goed na te harden is door middel van een warmtebehandeling. Hierdoor kan dezelfde sterkte als koolstofstaal gehaald worden. Echter is de corrosiebestendigheid beduidend minder dan die van RVS A2 of A4 door een hogere koolstofgehalte.

    Ferritisch RVS
    Ferritisch roestvast staal vormt met martensitische roestvast staal de AISI 400-serie. Het grootste verschil met de martensitische RVS-soort is dat deze niet hardbaar is.  Het koolstofgehalte is zo laag, dat ze door een warmtebehandeling niet gehard kunnen worden. De ferritische roestvaste staalsoorten hebben op veel punten eigenschappen, die overeenkomen met ongelegeerd staal. Ferritisch roestvast staal is redelijk corrosievast.  

    Ferritisch roestvast staal bevat 13 tot 18% chroom als kenmerkend legeringselement. Door koud-deformeren is versteviging mogelijk, maar dit effect is minder dan bij austenitisch roestvast staal.  

    Deze RVS soort komt eigenlijk niet voor in bevestigingsmateriaal. Dit materiaal is geschikt voor toepassingen in een minder agressief milieu. Het is goed bewerkbaar, maar heeft een lagere corrosiebestendigheid dan de 300-serie door de lagere percentages chroom en nikkel. De corrosiebestendigheid is daarentegen wel beter dan die van de martensitische staalsoorten. Ferritische staalsoorten zijn magnetisch. 

    Duplex RVS
    Er zijn ook speciale roestvaste staalkwaliteiten die bekend staan onder de naam: Duplex roestvast staal. Duplex is een chroomnikkelstaal dat de laatste jaren aan belang heeft gewonnen. Vanwege zijn ferritische- austenitische structuur wordt het ook wel Duplex staal genoemd. Het gehalte aan chroom ligt tussen de 24% en 27%, het nikkelgehalte tussen 4,5% en 7% en het molybdeengehalte tussen 2% en 6%. 

    Duplex heeft twee hele goede eigenschappen. Het heeft een grotere sterkte en het heeft een hogere corrosieweerstand. Maar door het lage nikkelpercentage is Duplex wel moeilijker te bewerken. Hierdoor is Duplex staal ongeschikt voor het produceren van bevestigingsartikelen.  

    Alleen bij Duplex RVS 1.4547 is bekend dat er soms schroeven van gemaakt worden vanwege de voorschriften voor het gebruik van bevestigingsmiddelen in omgevingen waar putcorrosie een rol speelt, bijvoorbeeld in zwembadomgevingen. Echter is onlangs uit praktijkonderzoek gebleken dat deze RVS soort onvoldoende ongevoelig is voor put- en spleetcorrosie in een atmosfeer met chloor en is hierdoor nog steeds ongeschikt als toepassing in constructieve bevestigingen in zwembadomgevingen..  

    Duplex wordt steeds meer toegepast in speciale agressieve klimaten of atmosferen zoals bij de constructie van chemische apparaten of bij het transport van aardgas en in boorplatforminstallaties. 

    Door diverse bewerkingen die bevestigingsartikelen van roestvast staal ondergaan, kunnen aan de buitenzijde van het metaaloppervlak veranderingen ontstaan. Hierdoor wordt het roestvaste karakter tijdelijk of blijvend aangetast. Normaal beschermt een passieve oxidehuid het metaal tegen verdere corrosie. Deze laag wordt in stand gehouden door een bijzondere eigenschap van roestvast staal. Als het metaaloppervlak namelijk wordt beschadigd, dan zal in aanwezigheid van voldoende zuurstof het metaal bij de beschadiging spontaan opnieuw oxideren en zal de passieve laag zichzelf herstellen. Er zijn echter omstandigheden waarbij dit herstel niet plaatsvindt. Door diverse bewerkingen kan het evenwicht dusdanig verstoord worden, dat de passieve toestand verdwijnt en herstel uitblijft. Dit kan optreden bij bewerkingen als lassen, buigen of verspanen. Hierbij kan de oxidehuid worden verontreinigd met ijzerdeeltjes, waardoor de roestvaste eigenschappen verdwijnen en corrosie kan optreden.

    Om dit euvel tegen te gaan is er een methode ontwikkeld om het metaal te voorzien van een nieuwe passieve laag. Het is hierbij meestal gewenst de bewerkte producten eerst te ontvetten met een oplossing van natronloog (NaOH) en daarna te beitsen met een mengsel van salpeterzuur (HNO3) en waterstoffluoride (HF). Met het beitsen wordt een dunne laag van het metaaloppervlak en de bestaande oxidehuid opgelost; inclusief verontreinigingen. Doordat bij het beitsen ijzer sneller in oplossing gaat dan chroom, wordt de oxidehuid effectief verrijkt aan chroom.

    Het eigenlijke passiveren geschiedt door een behandeling in een bad met salpeterzuur waarbij de oxidehuid wordt hersteld en de passieve toestand terugkeert. Door deze behandeling krijgt het onderliggende metaal zijn oorspronkelijke corrosiebescherming terug.

    2.2 Technisch advies

    Je ziet bij bevestigingsmiddelen vaak het type RVS omschreven met daarachter een getal, bijvoorbeeld: ‘’RVS A2 70’’ 


    De staalgroepen en sterkteklassen worden in een viervoudige letter- en cijfercode aangeduid. De letter geeft de staalsoort aan:

    A = Austenitisch staal
    C = Martensitisch staal
    F = Ferritisch staal  


    Het eerste cijfer na de letter geeft het legeringstype binnen de groepen A-C en F aan. De laatste 2 cijfers geven de sterkteklasse aan; bijvoorbeeld: A2 – 70 betekent: Austenitische staalsoort (koudverstevigd) en met een treksterkte van minstens 700 N/mm2.  

    De mechanische eigenschappen van austenitisch roestvrijstaal worden verhoogd door in koudvorming het materiaal te verstevigen. Het materiaal is in tegenstelling tot de veredelingsstaal soorten, bijvoorbeeld voor sterkteklassen van staal 8.8 en 10.9, thermisch niet houdbaar en kan dus niet door middel van warmtebehandelingen versterkt worden.

    De materiaalkwaliteiten A1, A2 en A4 zijn in 3 sterkteklassen ingedeeld, namelijk: 50, 70 en 80. Het getal van de sterkte is gelijk aan 1/10 deel van de treksterkte in N/mm2.

    Bijvoorbeeld: klasse 70 heeft een minimale treksterkte van: 70 x 10 = 700 N/mm 

     

     

    Minimum breukdraaimomenten in Nm. 

    Nominale afmeting 

    Sterkteklasse 50 

    Sterkteklasse 70 

    Sterkteklasse 80 

    M-1,6  

    0,15 

    0,2 

    0,24 

    M-2  

    0,3 

    0,4 

    0,48 

    M-2,5  

    0,6 

    0,9 

    0,96 

    M-3  

    1,1 

    1,6 

    1,76 

    M-4  

    2,7 

    3,8 

    4,32 

    M-5  

    5,5 

    7,8 

    8,8 

    Gegevens zijn verkregen door raadpleging van NEN – ISO 3506 

    0,2% rekgrens bij hogere temperaturen in % van de waarden bij kamertemperatuur roestvrijstaalgroep 

    RVS groep 

    + 100 °C 

    + 200 °C 

    + 300 °C 

    + 400 °C 

    A2 en A4 ** 

    85% 

    80% * 

    75% * 

    70% * 

     *)  Deze waarden gelden alleen voor de sterkteklasse 70. Voor de klasse 50 geldt DIN 17440. 

    **) Uit de austenitische staalgroep wordt de kwaliteit A1 normaal gesproken niet toegepast. 

    De gegevens in deze lijst dienen uitsluitend als richtlijn. Hieraan kan dus geen aansprakelijkheid ontleend worden. Austenitisch roestvrij staal is ten opzichte van „normale” staalsoorten taaier. Door de hoge wrijvingscoëfficiënten zal bij hetzelfde aandraaimoment een lagere voorspankracht in de bout ontstaan. Smering kan deze wrijving verminderen. 


    Austenitisch roestvrij staal heeft ten opzichte van „normale” staalsoorten een grotere neiging tot „vreten”, of ook wel het ontstaan van een koudlasverbinding. Het combineren van A2 en A4 zal hiervoor geen oplossing bieden.


    Wij raden aan om de wrijvingscoëfficiënt per geval proefondervindelijk vast te stellen. Waarden, behorende bij andere wrijvingscoëfficiënten dan in de lijst zijn aangegeven, kunnen worden opgevraagd. Men dient er uitdrukkelijk rekening mee te houden dat door een andere wrijvingscoëfficiënt een grote verscheidenheid in de voorspankracht of het aandraaimoment kan optreden. De waarden zijn theoretisch verkregen; gebaseerd op een voorspankracht van 90% van de minimum trekgrens van de bout tijdens montage. 

     

    Voor weinig corrosieve milieus, zoals een normale buiten atmosfeer, kan prima RVS A2 gebruikt worden. Er moet wel rekening gehouden worden met de afwerking van het RVS product. De oppervlakte beïnvloedt namelijk sterk de corrosiebescherming en het onderhoud. Hoe fijner/gladder (geschuurd) het oppervlakte is, hoe resistenter tegen corrosie.

    In het geval van een schroef of bout zal er dan ook altijd als eerste corrosie ontstaan tussen de schroefdraad of bijvoorbeeld bij de bit-indruk waar sterke en scherpe vervormingen zijn aangebracht tijdens de productie van het bevestigingsartikel.  

    In meer agressieve milieus moet voor het gebruik van bevestigingsmaterialen RVS A4 worden aangeraden.  

    Deze milieus kunnen zijn:
    - in een zone van 20km vanaf de kustlijn.
    - in milieus met sterke verontreiniging door industriële activiteiten (ijzer of zwavel).
    - in de buurt van spoorwegen of drukke verkeersknooppunten.

    Een lastige eigenschap bij het verwerken van roestvast stalen bevestigingsartikelen is de kans op ‘vreten’ van het materiaal. Het fenomeen koudlas (galling) ontstaat bij schroefdraadverbindingen van RVS. Koudlas is een vorm van slijtage veroorzaakt door wrijving tussen twee glijvlakken.

    Vooral als deze verbindingen machinaal in elkaar worden gezet ontstaat er een hoge mate van wrijving. Hierdoor gaan bout en moer met elkaar versmelten. Twee bevestigingsdelen, bijvoorbeeld een bout en een moer, zitten dan vast aan elkaar, zonder dat de onderdelen die zij verbinden op spanning zijn. Dit fenomeen komt bijvoorbeeld ook voor bij het aandraaien van borgmoeren door de extra weerstand die er door de kunststof ring wordt gecreëerd. Een preventieve oplossing is de bout en moer extra in te smeren met smeermiddel.

    Hoe taaier de RVS soort, hoe groter de neiging tot vreten. Hierdoor hebben de austenitisch RVS soorten hier in de regel meer last van dan martensitische RVS soorten. Echter, doordat RVS bouten doorgaans door koudvervorming geproduceerd worden, hebben deze bouten een harder (koudverstevigd) oppervlakte en een gladde (gerolde) schroefdraad. Vreten treedt tegenwoordig minder op dan vroeger toen bouten nog voornamelijk warm vervormd werden. Voorwaarde is wel dat producten zuiver zijn en vrij van bramen en vreemde metaaldeeltjes. Starre verbindingen gedragen zich daarbij nog beter dan elastische.

    De magnetische eigenschap van RVS wordt bepaald door de kristalstructuur, dus door de samenstelling van het soort RVS. Roestvaste staalsoorten met tussen de 6 en 26% nikkel (de 300-reeks uit de AISI) zijn austenitisch en daarom niet-magnetisch in geleverde toestand. Nikkel zorgt ervoor dat het staal in zijn austenitische toestand blijft tijdens het afkoelen. De overige elementen verhogen de corrosieweerstand en verwerkbaarheid van het staal.

     

    Bij sterke koudvervorming verandert de kristalstructuur echter, waardoor wel licht magnetische eigenschappen kunnen optreden bij austenitische RVS soorten. Martensitische, ferritische en duplex roestvaste staalsoorten zijn daarentegen altijd magnetisch. 

     

    Schroeven worden vanwege de mogelijkheid om na te kunnen harden nog wel eens van RVS-410 gemaakt. Deze RVS soort bevat geen nikkel en er kan door de koudvervorming wel degelijk magnetisch worden. De mate hiervan kan echter verschillen per schroef of batch en is dus niet erg stabiel magnetisch.

    Enkele aanbevelingen ter voorkoming van ‘vreten’ van RVS bouten en moeren:  

    1. Een (extra) smeermiddel op de bout-moer verbinding gebruiken met bijvoorbeeld een chloor parafine, molykoteglijlak, hogedrukolie, corrosiewerend vet, maar al met al werkt vrijwel alle soorten van smeermiddel wel om het fenomeen tegen te gaan.
    2. Je kunt ook een van de oppervlakten voorzien van een (extra) beschermende laag zoals het elektrolytisch verzinkenen en duplex- en teflon coatings. 
    3. De producten moeten schoon zijn. Er mogen geen verontreinigingen zoals spanen, metaaldeeltjes en zandkorrels in de verbinding terecht komen. Deze extra wrijving kan heel gemakkelijk leiden tot koudlasverbindingen.
    4. De schroefdraad mag niet beschadigd zijn waardoor onregelmatige klemming ontstaat. Pas dus op voor het hergebruiken van RVS bouten en moeren. 
    5. Het scheef opdraaien van de moer moet vermeden worden. 
    6. Het aandraaien van de moer dient gelijkmatig en met een laag toerental te geschieden. Indien machinaal verwerkt met een zo laag mogelijk toerental aandraaien en geen slaggereeschap gebruiken.
      • - AISI (American Iron and Steel Institute) 

        - ASTM A240 (American Society for Testing and Materials) 

        - Europese norm EN 10088

        - EN 10088-1 (samenstelling, fysische eigenschappen) 

        - EN 10088-2 (vlakke producten, mechanische eigenschappen) 

        - EN 10088-3 (lange producten, mechanische eigenschappen) 

        - ISO 3506 standaard voor bevestigingsmiddelen uit roestvast staal

    3. Corrosie en bevestigingsmaterialen

    3.1 Algemeen

    Corrosie is de aantasting van metalen door oxidatie. Het is een elektrochemisch proces dat een grote economische impact heeft. De bekendste soorten corrosie zijn de aantasting van metaaloppervlakken door zuurstof en water in de lucht, zoals het roesten van ijzer en het groen uitslaan van koper. Met de term roest wordt over het algemeen hetzelfde bedoeld als corrosie.

    Eigenlijk slaat roesten alleen maar op de corrosie van ijzer. Corrosie brengt veiligheidsrisico's, het falen van dragende constructies en grote kosten met zich mee. Jaarlijks bedraagt hiermee de schade als gevolg van corrosie op zo’n 17,5 miljard euro. In Nederland gaat een kleine 10% van het nationaal bruto product verloren door corrosie. Per seconde gaat er wereldwijd zo'n 5 ton staal door corrosie "verloren". Het totale staalverlies per jaar door corrosie is hiermee 16x de totale staalproductie van Corus staal in IJmuiden. 

    Corrosiebestendigheid is dus een belangrijk onderwerp. Zeker als het gaat om bevestigingsmaterialen die vaak constructief in een bouwwerk worden gebruikt. Maar corrosie is geen eenvoudig probleem.

    Als voorbeeld nemen we hiervoor wat er gebeurt met het oppervlak van een ijzeren plaat als daar een druppel water op valt. 

     

    Stap 1 
    Wanneer staal in contact komt met water begint er een elektrochemisch proces.. Aan het oppervlak wordt het ijzer geoxideerd tot ijzer(II). 


    Stap 2
    De elektronen die vrijkomen verplaatsen zich naar de uiteinden van de waterdruppel, waar er meer opgeloste zuurstof voorhanden is. Ze reduceren de zuurstof en het water tot hydroxylgroep-ionen.

    Stap 3
    De hydroxide ionen reageren met de ijzer(II)-ionen en nog meer opgeloste zuurstof om ijzeroxide te vormen. Deze hydratatie is veranderlijk. De waterdruppel bevat nu ijzer(II) ionen en hydroxide ionen. Deze vormen een neerslag van ijzer(II)hydroxide. Onder invloed van water en zuurstof kan het ijzer(II)hydroxide verder worden geoxideerd tot roest (= ijzer(III)oxide). 
     

    Roest is dus gehydrateerd ijzer(III)-oxide. Corrosie gaat sneller in zeewater door de hogere concentratie aan natriumchloride-ionen, waardoor de oplossing beter geleidt. Roesten kan ook versneld worden door zuren, en vertraagd door basen. Gehydrateerd ijzeroxide is doorlaatbaar voor lucht en water, waardoor het metaal ook blijft verder roesten als er reeds een roestlaag bestaat. Uiteindelijk wordt de gehele ijzermassa omgezet in roest. 

    De corrosiebestendige eigenschappen van behandelde stalen bevestigingsartikelen kun je meten door een klimaattest uit te voeren in een zogenaamde nevelkast. De meest voorkomende testvariant is zoutsproeitesten. Hier wordt de atmosferische corrosiebestendigheid van een (stalen) product getest. Er zijn hiervoor verschillende testmethodes die verschillende omgevingen nabootsen. In de meeste gevallen wordt er een agressief milieu gecreëerd in de nevelkast om een roestproces te versnellen. Zoutsproeitesten kunnen in zowel een neutraal als zuur (azijn) milieu worden uitgevoerd.

    Zoutsproeitesten
    In zout water worden alle corrosieprocessen versneld, maar ook zuurstof is daarin een oxidator. Door de natrium- en chlorideionen is het geleidingsvermogen in zout water veel hoger dan in zuiver water en is de kortsluitstroom van de corrosiecel ook veel hoger. Dit proces kan door gebruik van een zoutsproeitest nagebootst worden in laboratoria. Er zijn heel veel verschillende testmethodes ontwikkeld op het gebied van zoutsproeitesten, maar de meest gebruikelijke binnen-bevestigingsmaterialen zijn de zoutsproeitesten volgens DIN EN ISO 9227 NSS en volgens ASTM B117.

    ASTM B117
    De Amerikaanse norm ASTM B117 is de oudste en meest gebruikte ASTM corrosietest standaard. Het is een neutrale zoutsproeitest voor corrosieonderzoek. De ruime grenzen maken de test makkelijk te beheren, maar limiteren de reproduceerbaarheid. Hierdoor zijn de resultaten alleen geschikt voor vergelijk binnen dezelfde testserie. De ASTM normen werken niet met meetwaarden conform het internationale systeem. Concentraties worden opgegeven in % of ppm’s wat omrekening naar metrische eenheden noodzakelijk maakt. Een omrekening die in de praktijk vaak vergeten wordt.   

    De ASTM B117 is zoals opgegeven primair geschikt voor onderling vergelijk van resultaten. De praktische toepassing van deze test is met name voor statische objecten zoals: hekwerken, meubels en dergelijke. Voor deze toepassing is er een goede correlatie tussen testresultaat en praktijk. Een link naar de automobielindustrie is niet geschikt/haalbaar met deze test. Praktijktesten wijzen uit dat de verkregen resultaten uit de ASTM B117 niet reëel zijn voor de automobielindustrie.

    ISO 9227
    De ISO 9227 is evenals de ISO 7253 een Europese norm. Waar de 723 alleen een neutrale test beschrijft is de 9227 een universele norm voor het uitvoeren van zowel neutrale, azijnzure als een koper versnelde test. De selectie voor het type test wordt bepaald door het achtervoegsel. De term NSS staat voor Neutral Salt Spray.  

    De norm is hierdoor universeel voor meerdere substraten en testmogelijkheden. Met de verbetering van corrosietestapparatuur, waardoor nauwkeurigere regeling mogelijk werd, zijn ook de normen verder aangescherpt. Zo ook in deze norm, zoals in onderstaande tabel zichtbaar is. ISO 9227 heeft evenals de 7253 een minimale inhoud voor het kabinet. Deze inhoud staat genormeerd vanaf 400 liter. Deze limiet is bepaald door het oneven sproeibeeld van oude kabinetten. Kleine (moderne) corrosie test kabinetten kunnen wat sproeibeeld betreft aan deze norm voldoen, maar zijn nog steeds niet conform de norm. Evenals de ISO 7253 beschrijft deze norm een kalibratie voorschrift. Echter dienen de panelen nu conform ISO 3574 geprepareerd te worden tot een mat uiterlijk en gedurende 48 uur ononderbroken getest te worden. De corrosietest voldoet aan de norm wanneer de afdracht van de massa op 70 mg/m2 (+/- 20mg/m2) ligt. 

    Bovenstaande testmethodes lijken sterk op elkaar. Bij beide testmethodes worden de schroeven gedurende een bepaalde tijd bij een temperatuur van 33-37°C met zoutnevel besproeid in een zoutsproei- of zoutnevelkast waarbij de zoutnevel constant is van concentratie, dichtheid en pH. Er moet iedere 48 uur worden gecheckt hoe de schroef zich bestand houdt in dit zoute klimaat en er moet worden gekeken naar de zichtbare percentage rode en/of witte roest wat op de schroef aangetroffen wordt. De testresultaten moeten in een logboek worden bijgehouden.  

    Onze Dynaplus AR-coating schroeven doorstaan meer dan 1500 uur zonder zichtbaar witte of rode roest in de reguliere zoutsproeitest volgens ASTM B117. 

    NORD-test methode
    De NORD-test methode is een cyclische klimaattest gebaseerd op een zoutneveltest. In deze klimaattest wordt de duurzaamheid van een stalen schroef getest door deze in bepaalde cycli in een nevelkast, met een steeds veranderend klimaat, met zoute nevel te besproeien. Hiermee worden verschillende condities en weersomstandigheden van een zeer extreme buitenomgeving nagebootst. Cyclische corrosietesten zijn de zwaarste testen die kunnen worden uitgevoerd. Een cyclische test is een combinatietest van voorgaande normen en verwijzingen. De condities in het kabinet variëren gedurende gedefinieerde perioden. Deze klimaatwisselingen zorgen voor een extreem versnelde corrosie van de geteste objecten.   

    Deze NORD-test wordt uitgevoerd door het Zweedse geaccrediteerde testinstituut RI.SE. Dit laboratorium is geaccrediteerd door het Zweedse SWEDAC, die deze NORD-test NT MAT 003 hebben ontwikkeld. De zoutsproeitest in de NORD-test wordt uitgevoerd volgens ISO 11997-1 Methode B. Het bepalen van de corrosiviteitsklasse van de schroef wordt getest door de blootstelling volgens ISO 9226. De meting van de laagdikte van de coating volgens SS-EN ISO 1463.  

    Een zoutsproeitest kan alleen worden toegepast op behandeld staal omdat de aantasting door corrosie wordt gemeten (door het wegvreten van de beschermingslaag) d.m.v. laagdiktemetingen. Om de corrosiebestendigheid van verschillende producten te kunnen vergelijken zijn er verschillende corrosiviteitsklasses bepaald: C1, C2, C3 en C4.  Tijdens de corrosietest word het testgebied van het monster periodiek visueel onderzocht op zichtbare corrosie. De test stopt wanneer een schroef meer dan 10% van elementaire metaalcorrosie vertoond (rode roest). 

    Één testcyclus komt overeen met 7 dagen en bestaat uit: 

    • 24 uur zout volgens de norm ISO 9227 NSS. 
    • 96 uur condensatie volgens de norm DIN 50017 KFW (8 uur op 100% RH en 40°C, gevolgd door 16 uur bij 75% RV en 23°C). 
    • 48 uur conditionering bij 23 °C en 50% RV.
       
    Corrosiviteitsklasse 

    Testtijd in cycli  

    Testtijd in uren 
    C1 ≤ 0,6 - < 1,6 ≤ 100 - < 269 
    C2 ≤ 1,6 - < 4,1 ≤ 269 - < 689 
    C3 ≤ 4,1 - < 8,9 ≤ 689 - < 1495 
    C4≤ 8,9 ≤ 1495 

    Afhankelijk van de uitslag van de beschreven duurzaamheidstest krijg je het bijbehorende keurmerk voor de corrosiviteitsklasse waar de schroef in valt. C4 is hierin de hoogst haalbare corrosiviteitsklasse voor schroeven. Het C4-keurmerk is essentieel voor de verkoop van kwaliteitsschroeven in Scandinavië. Naast het doorstaan van de cyclische zoutsproeitesten worden er laagdiktemetingen gedaan. Jaarlijks moeten er steekproefsgewijs nieuwe schroeven getest worden om te meten of de nodige kwaliteit nog steeds gehaald wordt. Onze Dynaplus® AR-coating schroeven voldoen aan de kwaliteitseisen van de hoogste corrosiviteitsklasse C4 en tonen hiermee een technische levensduur aan van minimaal 15 jaar.

    Kesternich test 
    De Kesternich test volgens ISO 3231 (of ASTM G87) is een condenswisseltest in een zuur milieu. Op deze manier wordt een industriële omgeving nagebootst waar ook zwaveldioxidegas voorkomt. Een andere ‘zure’ omgeving in de praktijk is bijvoorbeeld een zwembadatmosfeer. Hier veroorzaakt chlooramine zoutzuurvorming.

    De Kesternich test is dus een cyclische klimaattest waarbij er in bepaalde cycli met condens en droogtijd gewerkt wordt. In de gesloten testkast waarin de monsters worden geëxposeerd, heerst gedurende de eerste 8 uur van een etmaal een atmosfeer van 100% relatieve luchtvochtigheid bij een temperatuur van 40°C waaraan bij aanvang een bepaalde hoeveelheid SO2 (zwaveldioxide) wordt toegevoegd. Na deze 8 uur wordt de kast ontlucht, gaat de verwarming uit en blijven de monsters voor de volgende 16 uur bij kamertemperatuur en heersende RV staan. Hierna wordt de condens/temperatuur/SO2 atmosfeer weer opgebouwd en herhaalt de testcyclus zich weer gedurende de volgende 24 uur. Dit gaat zo door tot het aantal cycli dat is vereist bereikt is. Dat kan variëren van 2 tot bijvoorbeeld 50 (of meer). 

    De Kesternich test komt men tegen in diverse normen en specificaties. Enkele voorbeelden zijn: Qualicoat voor gepoedercoat aluminium, Qualisteelcoat, specificaties voor bouten en schroeven, specificaties van coil-coatsystemen en van diverse lakken voor op auto’s en verkeersobjecten. In de Kesternichkast worden ook varianten van de test uitgevoerd door het inblazen van andere gassen (bijvoorbeeld CO2 of NH3) en door het handhaven van andere temperaturen. 

    Één testcyclus komt overeen met 24 uur en bestaat uit: 

    • 16 uur 100% luchtvochtigheid bij 50°C en met inbreng van 1 liter zwaveldioxidegas bij een kastvolume van 300 liter. 
    • 8 uur ventileren met lucht op kamertemperatuur. Hierdoor drogen de onderdelen. 

    Hoenderdaal heeft diverse bevestigingsartikelen met verschillende soorten oppervlaktebehandelingen laten testen door een onafhankelijk keuringsinstituut. Uit deze Kesternich test bleek dat elektrolytisch verzinkt staal niet goed bestand is tegen deze zure atmosfeer. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze test volgens ISO 3231 bijzonder agressief is. Desalniettemin is duidelijk dat de deklaag van bevestigingsmaterialen voorzien van een duplexcoating, zoals de Dynaplus AR Coating, vele malen langer meegaan in de Kesternich test dan de standaard verzinkt stalen schroef. Onze Dynaplus AR-coating schroeven doorstaan meer dan 25 cycli in de Kersternich test. Verder is het opmerkelijk dat zinc-flake coatings zoals de Dacromet-coating, zeer slecht bestand blijkt te zijn tegen zuren. Al na slechts één cyclus begon het te roesten. Hieruit blijkt dat dat zinc-flake coatings goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitesten), maar niet goed standhouden in een zuur klimaat zoals de Kersternich test. 

    Tekstvak

    3.2 Soorten corrosie

    Er kunnen diverse typen corrosie onderscheiden worden, waarbij verschillende chemische reacties een rol spelen. De belangrijkste corrosiereactie is die waarbij zuurstof uit de atmosfeer, in combinatie met water of vocht uit de atmosfeer, reageert met ijzer of een ander metaal en dit weer terugbrengt in de geoxideerde toestand waarin het oorspronkelijk ook aanwezig was in de aarde. Het doel van corrosiebescherming is dus dit natuurlijke proces zo veel mogelijk te vertragen. Soorten corrosie:

    1. Zuurstofcorrosie
    2. Uniforme corrosie
    3. Zuurcorrosie
    4. Corrosie door zwerfstromen
    5. Galvanische corrosie (contactcorrosie)
    6. Put- en spleetcorrosie
    7. Spanningscorrosie

    De bekendste soort corrosie is de aantasting van metaaloppervlakken door zuurstof en water in de lucht, zoals het roesten van ijzer. Zuurstofcorrosie treedt op in een vochtige omgeving die neutraal of basisch is. Een omgeving (of oplossing) kan basisch, neutraal of zuur zijn. De pH is een maat voor de zuurgraad (ook wel zuurtegraad) van een waterige oplossing.  

    Zure omgeving
    Bijvoorbeeld azijnzuur, zoutzuur of zwavelzuur. Zure oplossingen een pH lager dan 7, dus een hoge zuurgraad. 

    Basische omgeving
    Bijvoorbeeld ammoniak. Basische oplossingen hebben een pH hoger dan 7 en dus een lage zuurgraad.

    Neutrale omgeving
    Bijvoorbeeld leidingwater. In een neutrale omgeving is de pH-waarde 7 (neutraal).

    https://www.nace.org/uploadedImages/Corrosion_Central/Corrosion_101/uniform2.jpgBij uniforme corrosie vindt gelijkmatige aantasting plaats over het hele oppervlak, veroorzaakt door de atmosfeer. Dit is het uniform corroderen van oppervlakten zonder beschermende oxidelaag (zoals bijvoorbeeld staal). De snelheid van dit type corrosie hangt in eerste instantie af van de luchtvochtigheid. In zee of industriële omstandigheden (aanwezigheid van Cl-ionen of SO2) ontstaan hygroscopische corrosieproducten die de corrosievorming sterk bevorderen.

    Deze vorm van uniforme aantasting is eigenlijk de minst schadelijke corrosievorm omdat er vanuit praktijkproeven (zie testen van corrosiewerendheid) in een bepaald milieu inzage gekregen kan worden in de aantastingssnelheid en daarmee in de levensduur van een metalen product of onderdeel in datzelfde milieu. 

    Atmosferische corrosie doet zich voor bij metalen die worden blootgesteld aan weersinvloeden. De mate waarin corrosie optreedt wordt bepaald door twee belangrijke factoren: de vervuiling van de lucht (vaste- en gasvormige verontreiniging) en het vochtgehalte van de lucht. Een voorbeeld van uniforme corrosie is de atmosferische corrosie van koolstofstaal die tot gevolg hiervan een gelijkmatige wanddikteafname heeft.  

    Uniforme corrosie komt voor bij bepaalde combinaties van legeringen en milieus zoals:

    - Staal in zeewater
    - Verzinkt staal in verzuurd regenwater
    - Aluminium in natriumhydroxide
    - Koper in salpeterzuur
    - Roestvaststaal in zwavelzuur en in organische zuren op hogere temperatuur

    Bij zuurcorrosie reageren metalen met een zuur tot een metaalzout en waterstofgas. Zuurcorrosie treedt op bij blootstelling van een metaal aan een zuurhoudend elektroliet (pH <7). De heftigheid van deze vorm van corrosie hangt, behalve van de sterkte van het zuur, ook sterk af van de plaats van het metaal in de zogenaamde spanningsreeks. Het moet hierin aan de linkerzijde van waterstof vermeld worden. Hoe verder het in deze reeks naar links staat, hoe heftiger de reactie. De corrosie van batterijpolen op een accu of batterij zijn een voorbeeld van zuurcorrosie.

    De belangrijkste bronnen van zwerfstromen in de bodem zijn de spoor- en tramlijnen en enkele grote elektrolysebedrijven (chloor- en aluminiumproductie). Je zou het een elektrische bodemvervuiling kunnen noemen. Wisselstromen zijn betrekkelijk ongevaarlijk. Maar gelijkstromen kunnen de oorzaak zijn van aantasting van metalen voorwerpen in de bodem zoals pijpleidingen en olie- en benzinetanks. Zwerfstromen gaan gedeeltelijk door deze metalen voorwerpen en daarbij ontstaan anode- en kathodeplaatsen. Meestal op vaste plaatsen zodat er op de anodeplaatsen versnelde corrosie optreedt. Een middel hiertegen is de zogenaamde kathodische bescherming.

    Galvanische corrosie wordt ook wel contactcorrosie of bimetallische corrosie genoemd. Galvanische corrosie wordt veroorzaakt door elektrische spanning tussen twee verschillende metalen die met elkaar in contact zijn (potentiaalverschil). Een groter potentiaalverschil resulteert in een snellere aantasting van het materiaal

    Contactcorrosie treedt op als twee aan elkaar bevestigde metalen worden blootgesteld aan een neutraal elektroliet (pH ca. 7). Dit is een zout opgelost in water; meestal in de vorm van regenwater of nat geworden vuil. Hierdoor wordt er een elektrisch spanningsverschil opgewekt waardoor er een verschil in elektrisch potentiaal van de twee metalen ten opzichte van de elektrolyt ontstaat. Voor het minst edele metaal in de spanningsreeks leidt dit tot een potentiaalverhoging (anode) waardoor versnelde corrosie optreedt, terwijl het andere “edelere” metaal dankzij de potentiaalverlaging (kathode) juist minder zal corroderen. Van dit verschijnsel wordt bewust gebruikgemaakt bij kathodische bescherming. Dit alles is alleen mogelijk in aanwezigheid van zuurstof, opgelost in de elektrolyt. 

    Ieder element heeft de neiging om terug te gaan naar zijn oervorm. Voor de metalen betekent dit: terug naar de ertsverbinding. Dit is meestal de oxidevorm. Iedereen kent het corrosieproduct van ijzer, ijzeroxide, als roest. Zo is het corrosieproduct van aluminium: aluminiumoxide.  

    Er is een verschil in corrosiesnelheid tussen de diverse metalen. Dit verschil is weergegeven in de spanningsreeks der metalen waarbij de potentiaalverschillen worden gemeten ten opzichte van de standaard waterstofelektrode H, waarbij aan H een potentiaal van 0 is toegekend. De metalen die snel corroderen noemen we onedele metalen (ijzer, zink, magnesium en aluminium), de metalen die heel langzaam corroderen noemen we halfedele metalen (koper) en de metalen die helemaal niet corroderen noemen we de edele metalen (goud, zilver en platina).
     
    U kunt contactcorrosie het meest eenvoudig vermijden door gebruik te maken van gelijke metaalsoorten. Een verzinkte schroef (zink) mag dus niet gecombineerd worden met RVS (nikkel). Gebruik in een RVS scharnier dan ook altijd schroeven van roestvast staal. Dit staat niet alleen mooier, maar is ook duurzamer. Mocht het gebruik van gelijke metaalsoorten geen optie zijn, isoleer dan de metalen op het punt waar ze contact maken. Dit kunt u doen door gebruiken te maken: PVC, teflon, nylon onderlegringen, strips of busjes. Maar ook coatings op bevestigingsmaterialen kunnen ook als isolator dienen mits deze natuurlijk niet worden beschadigd. 

    Vanuit corrosie oogpunt is het dus wenselijk dat het materiaal of de oppervlaktebehandeling van de bevestiger van hetzelfde materiaal vervaardigd is als het plaatmateriaal. Als de bevestiger om technische redenen van een ander materiaal vervaardigd moet zijn dan het plaatmateriaal, kan de beste materiaal combinatie aan de hand van de onderstaande ‘richtlijn contactcorrosie’ worden vastgesteld worden.

    Richtlijn contactcorrosie 

    Materiaal bevestigingsmiddel  

     

    Zink en verzinkt staal 

    Aluminium/ aluminium legeringen 

    Staal en ijzer 

    Messing /koper/ 

    brons 

    Austenitisch roestvaststaal (AISI 304/316) 

    Organische coatings (Duplex) 

    Zink en verzinkt staal  

    A 

    B 

    B 

    C 

    C 

    A 

    Aluminium en aluminium legeringen  

    A 

    A 

    B 

    C 

    B 

    A 

    Staal en ijzer  

    AD 

    A 

    A 

    C 

    B 

    A 

    Messing/koper/brons  

    ADE 

    AE 

    AE 

    A 

    B 

    B 

    Ferritisch roestvaststaal (AISI 430)  

    ADE 

    AE 

    AE 

    A 

    A 

    ADE* 

    Austenitisch roestvaststaal (AISI 316/304)  

    ADE 

    AE 

    AE 

    AE 

    A 

    ADE* 

     

    A 

    Corrosie van de te bevestigen materialen wordt niet beïnvloed door het bevestigingsmiddel 

     

    Corrosie van de te bevestigen materialen wordt slechts weinig verhoogd door het bevestigingsmiddel

     

    Corrosie van de te bevestigen materialen kan aanzienlijk worden verhoogd door het bevestigingsmiddel  

     

    De nabehandeling van het bevestigingsmateriaal wordt aangetast, zodat blank metaal overblijft 

     

    Corrosie van het bevestigingsmateriaal wordt verhoogd door de te bevestigen materialen. Niet aan te bevelen.  

     

    mits de coating niet beschadigd wordt bij gebruik/inschroeven geeft dit veel minder kans op contactcorrosie 

    https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/a6/Zinkanode-nieuw.jpgKathodische bescherming (KB) is een secondaire beschermingsvorm van een metalen product. Deze methode van corrosiebestrijding berust op het principe van potentiaalverlaging van het te beschermen object. De bescherming is een elektrochemische methode om corrosie te bestrijden van stalen producten die zich in een geleidend medium bevinden. Onder een geleidend medium wordt verstaan: water of een bodem waarin (bijna) altijd water aanwezig is. 

    Door de potentiaal voldoende te verlagen wordt de anodereactie van ijzer tot ijzerionen zo sterk vertraagd dat hij praktisch te verwaarlozen is. Het te beschermen voorwerp, bijvoorbeeld een pijpleiding in water of in de grond, wordt daarbij kathode. Aan deze buis vindt alleen de kathodische waterreductie plaats (waterstofgas vorming). De stroom die daarvoor nodig is wordt meestal beschermstroom genoemd. De benaming 'beschermstroom' is eigenlijk incorrect, want het gaat om de potentiaal (spanning) en die moet dan ook regelmatig gecontroleerd worden. 

    Een kathodische bescherming wordt uitgevoerd met een galvanisch systeem, met behulp van een offeranode, of met een stroomopdruksysteem. Bij opgedrukte stroom wordt kathodische bescherming meestal toegepast in combinatie met een coating op het te beschermen systeem. Bij toepassing van opofferingsanodes is het te beschermen object vaak niet gecoat. Denk hierbij aan offshore constructies en damwanden. Zeeschepen zijn altijd voorzien van opofferingsanodes, maar tegelijkertijd ook altijd gecoat. 

    Het systeem werd in 1824 voor het eerst toegepast in Engeland door Sir Humphrey Davy. Houten schepen, bekleed met koperen platen, werden beschermd door middel van blokken weekijzer. Het minst edele metaal, het weekijzer, loste op, maar het koper bleef vrij van corrosie. Deze methode wordt nog steeds toegepast. Nu zijn het vaak stalen schepen die worden beschermd door zinkblokken op het staal aan te brengen. Kathodische bescherming is net als corrosie van metaal (staal) in de bodem of in water een elektrochemisch proces. Dit wil zeggen dat bij de chemische reacties elektronen worden overgedragen. Het principe en de werking van kathodische bescherming laat zich het beste beschrijven aan de hand van de reacties die optreden bij een corrosie- of lokaalelement. Dit proces wordt ook wel galvanische corrosie genoemd. 

    Kathodische bescherming wordt doorgaans als secundaire beschermingsmethode tegen corrosie toegepast. De primaire bescherming tegen corrosie wordt meestal verkregen door middel van een coating. Met gebruik van een coating wordt de benodigde beschermstroom voor de KB sterk gereduceerd. Kathodische bescherming op een gecoat object heeft als bijkomend voordeel dat specifiek op plaatsen waar de coating is beschadigd of andere plaatsen met verminderde (elektrische) weerstand, de stroomdichtheid en daardoor de bescherming lokaal toeneemt. 

    Aanbevelingen ter voorkoming van contactcorrosie

    • In eerste instantie kan het worden voorkomen door het gebruik van ongelijke materiaalparen te vermijden. Let bij RVS schroeven ook op het gebruik van de juiste bit. Een stalen bitje laat sporen van staal achter in de RVS schroef waardoor contactcorrosie kan ontstaan. Gebruik bijvoorbeeld altijd een RVS bitje bij RVS schroeven. 
    • Indien er toch, met de aanwezigheid van een stof in de omgeving die als katalysator kan dienen, verschillende materiaalsoorten worden gebruikt is het verstandig om de materialen van elkaar gescheiden te houden door middel van isolering. Het isoleren van de metalen op het punt waar ze contact hebben kan bijvoorbeeld door: rubber, kunststof, coating of verflaag.  
    • Probeer combinaties waar het oppervlak van het minst edele metaal erg klein is te vermijden. De stroomdichtheid is groter als de stroom van een klein naar een groot oppervlak loopt. Het bevestigingsmateriaal is meestal klein ten opzichte van het te bevestigen materiaal. Het materiaal van de bevestiger moet dus, indien niet in hetzelfde edele materiaal, hoger in de galvanische reeks liggen indien mogelijk. Wanneer twee metalen bij aanwezigheid van een elektrolytische vloeistof een elektrisch spanningsverschil opwekken, ontstaat er een galvanische celwerking waarbij het onedelere metaal in oplossing gaat en zich opoffert ten gunste van het edelere metaal. Deze contactcorrosie verloopt ingrijpender, naarmate het potentieel verschil groter is en het oppervlak van het onedelere metaal groter is dan van het edelere. Passief austenitische roestvaststaal is edel, terwijl verbindingsartikelen meestal verhoudingsgewijs een klein oppervlak hebben t.o.v. de constructie.

    http://wetenschap.infonu.nl/artikel-fotos/custor/4029141718.jpgPutcorrosie is een gevaarlijke vorm van corrosie welke niet goed zichtbaar is. Bij putcorrosie ontstaat er een put in het oppervlak doordat de beschermlaag beschadigd is. Deze beschermlaag, ook wel de oxidelaag genoemd, moet het staal in principe beschermen tegen corrosie. Echter, in sommige gevallen wordt deze beschermlaag beschadigd. Als het dan ook nog eens in aanraking komt met water welke chloor bevat, dan kan de beschermlaag dit putje niet herstellen. Dit putje, mits niet behandeld, wordt uiteindelijk steeds dieper en vormt een grote put. 


    Putcorrosie treedt op bij materialen die zich tegen corrosie beschermen met een oxidelaag zoals bijvoorbeeld RVS en aluminium. Hierbij penetreren deeltjes (vaak chloride-ionen) de beschermende laag. De gevoeligheid van een legering voor putcorrosie wordt aangegeven met de pitting resistance equivalent (PRE). De corrosieweerstand wordt uitgedrukt in het PREN-getal. Des te hoger het getal, des te groter de corrosieweerstand. Bij een PREN-waarde vanaf 40 en hoger is er geen gevaar voor pitting in chloorhoudende omgevingen zoals zwembaden. De PREN-waarde geeft de corrosieweerstand aan van roestvast staal tegen onder andere putcorrosie: PREn = %Cr + 3,3% Mo + 16%N
     

     

    Tekstvakhttp://wetenschap.infonu.nl/artikel-fotos/custor/02213141020.jpg

    Spleetcorrosie ontstaat in spleten en is overeenkomstig aan de putcorrosie. Het vormt zich net als de putcorrosie, maar heeft een iets ander uiterlijk. Het is een lokale aantastingsvorm die ontstaat in een ‘stilstaand’ corrosief medium. In de praktijk blijkt dat metalen minder beschermd zijn tegen spleetcorrosie dan tegen putcorrosie, omdat spleetcorrosie agressiever verloopt dan putcorrosie.  


    Zoals de naam aangeeft treedt spleetcorrosie op in spleten en kieren die opgevuld raken met water. In deze kieren en spleten kan het water niet voldoende ververst worden en ontstaat er een tekort aan zuurstof. Door dit tekort aan zuurstof treedt er verzuring op waardoor het minst edele metaal anodisch wordt en in oplossing gaat (roesten). Het legeringselement titanium vermindert de gevoeligheid voor put- en spleetcorrosie.  


    Praktische locaties van spleetcorrosie

    • Schroefdraad
    • Montagepunten
    • Scherpe hoeken
    • Extrusie profielen

    http://products.asminternational.org/fach/content/fach000/graphics/inline/i0001275.jpg 

    Tekstvak

    Onder spanningscorrosie wordt de scheurvorming verstaan die optreedt ten gevolge van de gelijktijdige in- of uitwendige trekspanning in een corrosief milieu. Niet alle metalen zijn gevoelig voor spanningscorrosie. De voorwaarden voor spanningscorrosie zijn:  

    • Spanningsgevoelig metaal
    • Corrosief medium
    • Spanning op het metaal

    Voor spanningscorrosie wordt vaak de afkorting SCC gebruikt (Engels: Stress Corrosion Cracking). Zoals de Engelse afkorting al suggereert, in het Nederlands wordt officieel ook gesproken van scheurvormende spanningscorrosie. Er ontstaan scheuren in de legering.  

    De austenitische roestvaststaal soorten AISI 316 en 304 zijn in een chloridehoudend milieu bij tropische temperaturen gevoelig voor dergelijke spanningscorrosie. Scheurvorming in roestvast stalen bevestigingsmaterialen in zwembaden (door aanwezigheid van chloor en constante spanningen) kan al bij kamertemperatuur voorkomen. En dat terwijl deze typen RVS juist veel gebruikt werden in binnenzwembaden. Men dacht dat RVS tegen corrosie bestand zou zijn. Chloride spanningscorrosie in roestvast staal treedt over het algemeen op als wordt voldaan aan drie voorwaarden:

    • Aanwezigheid van chloride in het water. Dit hoeft maar heel weinig te zijn, leidingwater met 50 mg/liter bevat al genoeg chloride.
    • Een temperatuur hoger dan 50-60 graden Celsius.
    • Aanwezigheid van trekspanningen in het onderdeel. Deze spanningen kunnen ook spanningen ten gevolge van 'koude deformatie' zijn. Zoals bijvoorbeeld bij de vorming van bevestigingsartikelen het geval is.

    Het tweede punt is echter flink ter discussie gesteld. Er is namelijk gebleken dat in binnenzwembaden reeds spanningscorrosie kan optreden bij temperaturen die veel lager liggen dan 50-60 graden Celsius. In Steenwijk is in 2001 een heel plafond ingestort en in Uster (Zwitserland) is in 1985 een betonnen zwembaddak ingestort ten gevolge van scheurvormende spanningscorrosie in roestvaststalen bevestigingsmiddelen. Om die corrosie tegen te gaan moet men dus teruggrijpen naar stalen bevestigingsmaterialen als alternatief op RVS. Echter, gewoon staal verzinkte bevestigingsmaterialen zijn niet goed roestwerend in dergelijke chloride omgevingen. Stalen producten voorzien van speciale roestwerende coatings vormen een beter alternatief voor de RVS bevestigingsmiddelen. Meer informatie over het gebruik van bevestigingsmiddelen in zwembadomgevingen is verderop in dit document beschreven.

    3.3 Corrosie in de praktijk

    Door een aantal ernstige incidenten in zwembaden in Nederland is de aandacht voor ophangconstructies en bevestigingsmaterialen in overdekte zwembaden sterk toegenomen. De oorzaak van deze ongevallen bleek te liggen in de corrosie van RVS plafondhangers en bevestigingsmaterialen. Al sinds 1989 zijn daarom in Duitsland austenitische RVS soorten in zwembaden verboden. In Nederland lette niemand, tot ruim 15 jaar geleden na het eerste incident met een ingestort zwembadplafond in Steenwijk, op de toepassing van deze materialen in overdekte baden. We zijn 15 jaar verder, maar er zijn nog veel incidenten gepasseerd na 2001 en er is nog steeds geen duidelijke richtlijn op tafel voor de zwembadbranche in Nederland. 

    Er is gebleken dat de standaard gebruikte austenitische roestvaststaal soorten AISI 304 (A2) en AISI 316 (A4) gevoelig zijn voor scheurvormende spanningscorrosie. In het verleden werd ervan uitgegaan dat RVS hiertegen bestand zou zijn, waardoor RVS op grote schaal in zwembaden is toegepast. Echter, door enkele ernstige incidenten en nader onderzoek is gebleken dat RVS niet bestand is tegen de atmosfeer in zwembaden. Het grote gevaar van spanningscorrosie in bevestigingsmaterialen is dat deze meestal niet zichtbaar is van de buitenkant, waardoor constructies `ineens’ kunnen bezwijken. In een Inspectiesignaal van het (toenmalige) ministerie van VROM* staat letterlijk: “Standaard RVS legeringen zijn volstrekt ongeschikt voor gebruik in dragende constructies boven het bassin in overdekte zwembaden”. 

    Scheurvormende spanningscorrosie wordt veroorzaakt door de combinatie van hoge luchtvochtigheid, chloordampen en de hoge temperaturen in overdekte zwembaden.

    1. Aanwezigheid van chloride in het water. Dit hoeft maar heel weinig te zijn. Leidingwater met 50 mg/liter bevat al genoeg chloride.
    2. Een temperatuur hoger dan 50-60 graden Celsius.
    3. Aanwezigheid van trekspanningen in het onderdeel. Deze spanningen kunnen ook spanningen ten gevolge van 'koude deformatie' zijn, zoals bijvoorbeeld bij de vorming van bevestigingsartikelen het geval is.

    Het tweede punt is echter onlangs ter discussie gesteld. Er is gebleken dat in binnenzwembaden reeds spanningscorrosie kan optreden bij temperaturen die veel lager liggen dan 50-60 graden Celsius. In Steenwijk is in 2001 een heel plafond ingestort ten gevolge van scheurvormende spanningscorrosie in roestvaststalen bevestigingsmiddelen.  
    Het probleem zit hem in de dragende delen zoals bevestigingsmiddelen, hangers voor plafonds en dergelijke. Bevestigingsmiddelen zijn onder andere: bouten, moeren, draadeinden, inslagankers en schroeven. Daarnaast betreft het delen in ophangconstructies zoals: plafondhangers, beugels, draad, kabels en lassen. In feite alles waardoor bij breuk van het onderdeel letsel kan ontstaan. De reden dat deze onderdelen zo gevoelig zijn voor spanningscorrosie is dat het materiaal koud gedeformeerd is. Zo is de schroefdraad in een bout of schroef koud gerold. Naast ophanging van plafonds met snelhangers gaat het om ophanging van verlichtingsarmaturen, luidsprekerboxen, bouten in glijbaantrappen, lassen in een duikplankconstructie, bevestiging van scoreborden aan de muur enzovoort. Op grotere hoogte zit het grootste gevaar omdat hier de corrosiviteit het hoogst is. Daar zal bruine roestvorming van RVS optreden en kunnen er haarscheuren ontstaan. Daarnaast zijn op grotere hoogte niet alleen de scheuren onzichtbaar, maar vaak zijn de bevestigingsmaterialen zelf ook onzichtbaar en alleen te bereiken voor een inspectie met kostbare ingrepen zoals hoogwerkers en steigers.

    Hangende delen zoals luchtbehandelingskanalen, plafonds, luidsprekers, lichtarmaturen etc. blijken in de praktijk meestal te zijn bevestigd met roestvaststalen bevestigingsmaterialen in de kwaliteiten T304 en T316. Van de circa 1000 overdekte zwembaden in Nederland (exclusief de privé binnenbaden) krijgt een kwart, wat de veiligheid betreft, een zware onvoldoende. 

    Oplossingen
    Van de RVS soorten 1.4539 en duplex RVS 1.4462 (mengsel van austerniet- en ferrietfasen) wordt gedacht dat deze aanmerkelijk beter geschikt zouden zijn voor toepassing in zwembadomgevingen dan de conventionele RVS soorten AISI 316 en 304. Deze twee RVS soorten zouden een verhoogde weerstand tegen put-, spleet-, spanning-, en scheur corrosie hebben bij relatief hoge chloridegehalte en tropische omstandigheden. Echter zijn deze RVS soorten nauwelijks verkrijgbaar in bevestigingsmaterialen en wordt deze theorie over de betere bestendigheid door enkele keuringsinstanties sterk in twijfel gesteld. Om put-, spleet-, spanning-, en scheurcorrosie in bevestigingsmiddelen van (ophang)constructies in zwembaden echt te voorkomen moet men dus teruggrijpen naar stalen bevestigingsmaterialen als alternatief op RVS. Echter zijn stalen bevestigingsmiddelen met een corrosiebescherming door een normale zinklaag van 5 Mu. (klasse 24) niet voldoende corrosiebeschermend gebleken tegen de ‘normale’ zuur- en zuurstofcorrosie in zwembadomgevingen.  
    De invloed van chloriden of andere agressieve zure stoffen op (verzinkt) staal kan worden tegengegaan door het aanbrengen van een organische deklaag over het verzinkte staalproduct. Deze coatinglaag werkt in feite als isolator en beschermt het staal tegen alle milieueffecten van buitenaf. Een dergelijke coatingsmethode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex coatingsysteem. Er wordt hierbij een metallische zinklaag van minimaal 5 μm aangebracht op de schroef als organische deklaag (ook op basis van zink), opgebouwd uit verschillende deklagen met in totaal een minimaal van 15 μm. Dit zorgt voor een uitstekende corrosieweerstand tegen zowel atmosferische invloeden als tegen een groot aantal agressieve stoffen. De verschillende coatingslagen worden in een centrifugeproces bij een lage procestemperatuur op de schroef aangebracht. Door de lage procestemperatuur en het ontbreken van waterstofontwikkeling, vindt er geen beïnvloeding van de materiaaleigenschappen plaats en is er dus geen kans op waterstofbrosheid.  
    Het aantal lagen van de coating, de hechting tussen deze lagen alsmede de totale (gelijkmatige) laagdikte van de verschillende deklagen, is van groot belang voor de uiteindelijke corrosiebescherming van het stalen product. Daarnaast geldt: hoe hoogwaardiger de gebruikte organische coating, hoe groter de levensduurverwachting. Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt ook dat een goede behandeling nadat ze de fabriek verlaten hebben essentieel is voor de totale levensduur. Een goede opslag, een goede verwerking op de bouw, waardoor beschadigingen aan de coating worden voorkomen, is van essentieel belang voor de totale levensduur van het product. 
    Stalen (bevestigings-) artikelen met een hoge kwaliteit roestwerende coating zijn in veel toepassingen een beter alternatief op de RVS bevestigingsmiddelen. Er zijn echter verschillende merken, soorten en kwaliteiten coatings verkrijgbaar met ieder zijn eigen specifieke eigenschappen of toepassing. De soort coating, maar ook de nauwkeurigheid en manier van aanbrengen van roestwerende coatings op bevestigtingsartikelen, bepaald de kwaliteit en de levensduur.  Zo zijn bijvoorbeeld niet alle coatings voldoende zuurbestendig tegen de chloraminezuren die de chloordamp in zwembaden bevat. Dacromet coatings kunnen bijvoorbeeld goed standhouden in neutrale en basische klimaten (zoutsproeitest), maar niet in zure klimaten (Kersternich test). De Dynaplus AR-coating is door verschillende tests zeer goed bestand gebleken in zowel basische als zure klimaten en is hiermee goed geschikt voor gebruik in dergelijke bijzondere atmosferen zoals zwembadomgevingen.  

    Lijst met (bekende) incidenten in ophangconstructies van zwembaden:

    Ulster Zwitserland - 1985
    In 1985 stort het betonnen dak van het binnenzwembad naar beneden. Er komen 12 mensen om het leven en er raken 17 mensen zwaargewond. Het dak was bevestigd met RVS bevestigingsmaterialen en hing aan RVS draadeinden. 

    Steenwijk –  2001 

    Het houten systeemplafond inclusief het hele ventilatiesysteem in het overdekte subtropisch zwembad ‘De Waterwijck’ in Steenwijk was bevestigd met RVS bevestigingsmaterialen en stort in 2001 volledig in. De RVS ophangstangen waren door corrosie bezweken. Omdat het in de nacht gebeurde vielen er geen slachtoffers bij dit ongeluk.

    Deventer - 2002
    In zwembad De Scheg in Deventer is in 2002 een ventilatiesysteem uit het plafond gevallen en op de tribune van het wedstrijdbad terechtgekomen. Er waren vijftig zwemmers in het water, maar niemand raakte gewond. Direct na het ongeval werd het bad tijdelijk gesloten. De oorzaak van het naar beneden komen van het ventilatiesysteem is een afgebroken bout.

    Tilburg - 2011

    In zwembad Reeshof in Tilburg vallen in 2011 twee luidsprekers, hangend aan het plafond met roestvast  stalen kabels, naar beneden door scheurtjes in het roestvast staal. De luidsprekers vallen op een baby dat later in een ziekenhuis is overleden. Het meisje werd in het zwembad gereanimeerd en daarna naar het ziekenhuis in Rotterdam gebracht. De baby was met haar moeder in het peuterbadje. De 27-jarige moeder liep een forse hoofdwond op. De scheurtjes in de roestvrijstalen kabels waaraan de luidsprekers hingen zijn de oorzaak van het ongeluk in zwembad Reeshof. Door de vochtige chloordamp in het zwembad zijn door spanningscorrosie de scheurtjes ontstaan door spanningscorrosie. 

    Enschede - 2012
    In 2012 gaat overdekt zwembad Aqaudrome tijdelijk dicht wegens het vervangen van de aangetaste roestvaststalen draadeinden, waaraan het systeemplafond hangt.

    Overige incidenten
    Leusden – 2001  Een 13 jaar oude gegalvaniseerde stalen ophangconstructie bezwijkt.
    Leek - 2001  Ophanging systeemplafond stort in.
    Nijmegen - 2002  Drie jaar oude ophangconstructie systeemplafond bezwijkt in Sportfondsenbad.
    Lelystad – 2004  Breuk RVS-kabel van windverband in zwembad De Koploper.
    West-Terschelling – 2005 Plafondplaat stort neer door doorgeroeste ophangveer  in zwembad De Dobe. 


    Nieuwe richtlijn voor het gebruik van bevestigingsmaterialen in zwembadomgevingen 
    Hoenderdaal Fasteners werkt sinds 2013 samen met Corrodium bv uit Hoofdorp om onze Dynaplus AR-coating schroeven op te nemen in de nieuwe (internationale) praktijkrichtlijn voor gebruik van bevestigingsmiddelen in zwembadomgevingen. Corrodium is een onafhankelijk keuringsinstituut op het gebied van corrosie inspectie in de offshore- en zwembadbranche. Ze houden zich momenteel bezig met het schrijven van een nieuwe internationale richtlijn voor het gebruik van bevestigingsmaterialen in zwembadomgevingen. Dit is naar aanleiding van de bovengenoemde ongelukken en problematiek bij het gebruik van RVS A2 en RVS A4 bevestigingsmaterialen in de zwembadomgevingen.  
    De nieuwe richtlijn voor zwembadomgevingen wordt in een projectgroep van de NACE behandeld onder ‘’Task Group 498’.  NACE is de wereldwijde organisatie voor alles m.b.t. corrosie. Jan Heselmans, directeur van Corrodium en CL-Resist, is voorzitter van deze projectgroep.  
    Corrodium heeft begin 2014 een zoutsproeikast aangeschaft voor het uitvoeren van neveltesten. Ze hebben hiermee een uitgebreide Kersternich test volgens ISO 6988 afgerond. We hebben hier een positief testrapport voor onze Dynaplus AR-coating schroeven van mogen ontvangen. De Kersternich test is met name bekend in de dak- en gevelindustrie omdat deze test de eventuele zuren die in regen kunnen voorkomen nabootst (op een veel agressievere wijze dan in de realiteit). Er zijn verschillende stalen producten voorzien van verschillende oppervlaktebehandelingen en coatings getest in deze corrosietest. Opvallend in de testresultaten was de zeer slechte zuurbestendigheid van de Dacromet coating (zinc-flake). De Dynaplus AR-coating liet met > 25 cycli zonder roestvorming zeer goede resultaten zien in deze Kersternich test en blijkt dus zeer goed bestendig te zijn tegen deze zure atmosfeer. 

    Corrodium is van plan een nieuwe testmethode te ontwikkelen om een zwembadatmosfeer zo goed mogelijk na te bootsen. Er wordt gedacht aan een neveltest met chloramine in plaats van zwaveldioxide (zoals bij de Kersternich test). Deze nieuwe testmethode moet worden voorgelegd bij de NACE om als ISO certificering wereldwijde standaard in te voeren. De verwachting is dat deze nieuwe testmethode vergelijkbare testresultaten laat zien als de Kesternich test omdat beide klimaattesten op zuur gebaseerd zijn.  

    Het doel van Hoenderdaal met de participatie in dit onderzoek is om de Dynaplus AR-coating schroeven voorgeschreven te krijgen in de nieuwe richtlijn voor zwembadomgevingen. Zo hoeven keuringsinstanties niet ieder jaar of zelfs ieder half jaar, maar slechts iedere 3 jaar de bevestigingen te inspecteren op roestvorming. Met de roestwerende en zuurbestendige eigenschappen van onze Dynaplus AR-coating overschrijden we momenteel de ruim gestelde norm voor staalproducten in zwembadomgevingen met een inspectietermijn van 3 jaar. Dit levert natuurlijk een forse geldbesparing op voor de beheerder van het zwembad. Wij zijn met Dynaplus momenteel de enige partij die participeert in dit onderzoek en zouden dus ook als enige in deze nieuwe richtlijn vermeld kunnen worden. 

    Persbericht van Corrodium bv op 14-02-2014
    Corrodium BV heeft een nieuw bedrijf opgericht voor het testen en certificeren van bevestigingsmaterialen en ophangconstructies in de zwembadatmosfeer: Cl-Resist Coatings BV. Er komen steeds meer stalen onderdelen op de markt waarop een superieure, zeer bestendige coating is aangebracht. Dit kan bijvoorbeeld op schroeven, bouten en moeren, plafondhangers, snelhangers, beugeltjes enzovoort. Het gaat hier om een zogenaamde Duplex coating: epoxy op zink, maar ook om andere coatings zoals: 'zinc-flake'. Het epoxylaagje zit op schroefdraad en is zeer dun. Steeds meer van deze artikelen worden nu geïnstalleerd in zwembaden. Cl-Resist test en certificeert deze artikelen zodat u er 100% zeker van kan zijn dat corrosieproblemen niet zullen voorkomen. 

    De heer Heselmans van Corrodium is voorzitter van een wereldwijde normcommissie voor deze RVS-problematiek in de zwembaden, de NACE Task Group 498. NACE is een 'professional NGO' met 30.000 materiaal- en corrosiedeskundigen, verbonden aan ISO en aan de Verenigde Naties. Deze commissie is opgericht na het ongeval in de Reeshof in Tilburg op 1 november 2011 en de doelstelling is om te komen tot een lijst met geschikte materialen die regulier verkrijgbaar zijn op de markt. De testmethode van Cl-Resist is ook ingebracht bij NACE TG 498. Het betreft hier een klimaattest volgens ISO die ook bekend staat onder de naam 'Kesternich test'. De reguliere Kesternich test werkt echter met het corrosieve gas zwaveldioxide, terwijl de Cl-Resist test het corrosieve gas chlooramine toepast. Chlooramine ontstaat in de zwembadatmosfeer als een reactieprodukt tussen vrij chloor en ammonia (urine, zweet, e.d.). 

    Bronvermelding
    - Inspectiesignaal Risico’s van stalen (ophang)constructies en bevestigingsmiddelen in overdekte zwembaden, ministerie van VROM*
    - TNO 2013 R11051: Deskundigenrapport toepassing en inspectie van roestvaststaal (RVS) in zwembaden
    - Nationaal Platform Zwembaden (PNZ) - Artikel Nieuwe richtlijn voor gebruik van RVS in Zwembaden
    - Wetenschap.info.nl http://wetenschap.infonu.nl/techniek/144900-corrosie-in-binnenzwembaden.html
    - Persbericht 14-02-2014 door Jan Heselmans van Stichting Corrodium 14-02-2014

    1. Warmte-inbreng zoals bij het lassen waar verkleuring en chroomverarming ontstaat.
    2. Besmetting met vreemd ijzer door bijvoorbeeld gereedschappen of de omgeving.
    3. De aanwezigheid van chloriden en zouten in het milieu of het medium.
    4. Vervorming van het materiaal zoals bij buigen en zetten waarbij structuurverandering in het materiaal ontstaat.

    Tegenwoordig is de duurzaamheid van stalen bevestigingsmaterialen toegepast in de Nederlandse buitenatmosfeer een stuk hoger dan enkele jaren geleden. De twee belangrijkste redenen hiervoor zijn: 

    1. Een drastische verbetering van het milieu. Met name een lagere SO2-gehalte in de atmostfeer.
    2. Door de technologische ontwikkeling van nieuwe hoogwaardige coatings op bevestigingsmaterialen.

    Het eerstgenoemde heeft een grote invloed op het corrosiegedrag en daardoor op de duurzaamheid van stalen verzinkte producten. De belangrijkste reden voor de enorme verbetering van het West-Europese corrosie klimaat (gemeten in NL en diverse andere W-Europese landen) is de drastische afname van het SO2-gehalte.

    Om de invloed op corrosie in de praktijk te controleren zijn zeer uitgebreide metingen uitgevoerd door Rijkswaterstaat, TNO, VTBC en Afvalwaterservices in Den Dungen, Den Bosch, Hoorn en Amsterdam (RIZA rapport 2003.027 Emissies van bouwmaterialen) met als eenduidig resultaat dat al deze gebieden sinds 2003 onderin corrosieklasse C2 liggen. Uit zeer uitgebreide en langdurige onderzoeksresultaten van TU Delft (Reduction of run-off from rolled zinc during atmospheric exposure using alloying additions en Fundamental study of zinc patina formation and degradation of zinc; IZW98102 (FUNAZ) komt dezelfde conclusie: Nederland ligt gemiddeld in corrosieklasse C2; een deel in C1 en de kustzone in C3.  

    Het SO2-gehalte in Nederland is door allerlei maatregelen en wetten in Europees verband, zoals eisen aan autobrandstoffen, uitstoot van energiecentrales, etc. vanaf 1980 geleidelijk gaan dalen tot een verwaarloosbaar niveau. Momenteel zit het niveau (gegevens RIVM, 2001) beneden 2,4 μg SO2 per m3 lucht. De langjarige voorspelling van het RIVM is dat SO2 niet meer zal toenemen in W-Europa. De genoemde relatie tussen de gemeten zinkafname en SO2-gehalte blijkt ook in figuur 1. 

    De afname in SO2 heeft een positieve invloed gehad op de atmosferische corrosie van verzinkt staal. Enkele feiten: 

    - SO2 was de grote veroorzaker van zure regen; zure regen bestaat niet meer.
    - Het SO2 gehalte is vandaag de dag een factor 35 lager dan in 1978.
    - De atmosferische corrosie vandaag de dag is een factor 5 tot 6 lager dan in 1978.
    - Vroeger kenden we in Nederland corrosieklasse C3 tot C5 (de laatste alleen aan de kust), nu is dat afgenomen tot C1 tot C3 (de laatste alleen aan de kust). In Hoek van Holland, waar een bekende testplaats is om verzinkte producten aan het zeeklimaat bloot te stellen, heerste vroeger een C5-klimaat. Nu komt de corrosieklasse niet hoger dan C3.

    In de basis geldt: hoe dikker de zinklaag op stalen bevestigingsmateriaal, hoe langer het duurt voordat hij weg gecorrodeerd is. De gemiddelde atmosferische corrosie voor alle zinktypes in Nederland in de buitenatmosfeer bedraagt momenteel 0,42 μm/jaar (gegevens TNO, Rijkswaterstaat en TUDelft). Dat komt gemiddeld overeen met een corrosieklasse C2 in Nederland. De werkelijkheid is beter dan de norm ISO9223, vanwege de daar aangegeven beperkingen van ISO9223. Ook bestaan er redelijk grote corrosieverschillen bij verschillende types zink- en zinklegeringslagen.  

    De ISO9223 norm is indicatief een goede norm, echter wel vrij beperkt qua opzet. De metingen van de dagelijkse praktijk zijn meer waarheidsgetrouw dan de modelmatige berekening in de norm. ISO9223 is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de meer kwalitatieve normen (zoals ISO12944-2), maar het blijft een vereenvoudigd soort rekenmodel dat voor een nauwkeurige corrosie classificering te grof en te beperkt is vanwege: 

    - De temperatuursinvloed is geheel niet meegenomen
    - De invloed van de TOW (Time of Wetness) is te onnauwkeurig gedefinieerd
    - De invloed van chloride en SO2 zijn te grof meegenomen 

    Derhalve hebben praktijkmetingen, zoals in de eerder genoemde onderzoeken van de TU Delft, de voorkeur om de corrosieklasse te bepalen. Bovenstaande figuur is een vereenvoudigde weergave van de tabel uit de norm ISO9223, die aangeeft wat de corrosieklasse is als functie van de TOW, het chloridengehalte en van het huidige SO2-gehalte in de lucht, zoals gekwantificeerd in bovenstaande figuur. In feite praten we volgens ISO9223 in Nederland slechts over 2 chlorideklassen; één aan de kuststrook en één landinwaarts. Voor TOW zijn volgens ISO9223 in NL slechts 3 klassen van toepassing; één voor binnen, één voor in de spouw en één voor buiten en voor SO2 maar één klasse (de laagste).

    Op bovenstaand verhaal over de verschillende (buiten)atmosferen in Nederland zijn enkele uitzonderingen te noemen: 

    - Zwaarder milieu voor vangrails, voornamelijk door het strooizout.
    - Zwaarder milieu in een zwembad, door het hoge vochtgehalte, hogere temperatuur en het chloor.
    - Zwaarder milieu in een varkensstal, door de aanwezige ammonia.
    - Zwaarder milieu in een drukkerij, door het hoge vochtgehalte (TOW).

     

    Een weergave van de wereldwijd afgesproken klassenindeling van atmosferische corrosie volgens ISO 14713 staat in de figuur. De grootte van de klasse neemt toe naarmate het nummer hoger is. Lage klassen zijn klein. Een klasse bestrijkt dus een gebiedje als een landstreek bijvoorbeeld. Bij corrosieklasse C4 ligt de corrosie tussen de 2,1 en 4,2 μm zinkafname per jaar. 

     

    Het relatief hoge chloridegehalte in Nederland is voornamelijk aanwezig in een smalle strook van ca. 750 meter langs de kust. Uit veiligheidsoverwegingen nemen we 10 km extra speling om ook de invloed van de zeewind mee te nemen. Chloride maakt de oxydelaag op het zink sneller oplosbaar in water, waardoor de zink-corrosiesnelheid toeneemt. Als het zink (plaatselijk) is verdwenen, neemt ook de ijzercorrosiesnelheid toe in aanwezigheid van chloriden. 

    Bevestigingsmaterialen toegepast aan de buitenzijde van bouwwerken (buitenatmosfeer) in bijvoorbeeld kozijnen, gevels en/of in constructies, hebben te maken met atmosferische corrosie. Dit is corrosie in een atmosfeer waarin beregening en/of condensatie plaatsvindt aan aflopende oppervlakken, waarop geen staand water aanwezig is. Atmosferische corrosie van de zinklaag van bevestigingsmaterialen wordt bepaald door 3 factoren: 

    1. De TOW (Time of Wetness)
    2. Het chloridegehalte in de atmosfeer
    3. Het SO2-gehalte in de atmosfeer (zwavel)

    Kortweg gezegd tasten chloride en SO2 de gevormde en beschermende zink patinalaag aan en het water maakt deze aantasting mogelijk. Er moet bij bevestigingsmaterialen duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen atmosferische corrosie die de esthetica beïnvloedt en corrosie die een constructieve invloed heeft. In de spouw spelen esthetische argumenten geen enkele rol, daarbuiten wel. Over het algemeen gaat de bouwwereld er (onterecht) in alle levensduur berekeningen van uit hoe lang het duurt voordat de zink- en verf(ofwel coating-)lagen verdwenen zijn. Het staal is dan echter nog in zijn volledige constructieve sterkte aanwezig en de duurzame veiligheid is dus nog niet in zijn geheel aangetast. Daar zit nog een enorme veiligheid in. Het duurt nog ruim 2 á 3 decennia (afhankelijk van de staaldikte) voordat het resterende staal zodanig is doorgeroest dat ook de constructieve sterkte begint af te nemen. Dat is de ingebouwde veiligheid.

    De eerder genoemde invloed van chloriden op uitsluitend verzinkt staal kan tegengegaan worden door een organische coating over het verzinkte staalproduct aan te brengen. Dit is zeker in de kuststrook van Nederland te adviseren. De organische coatinglaag werkt in feite als afscherming van het zink voor alle milieueffecten. Een dergelijke methode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex systeem met een organische coating. Hier wordt een zinklaag van minimaal 5 μm gecombineerd met meerdere deklagen van organische coating met een totale dikte van minimaal 15 μm. Dit zorgt voor een zeer duurzame oplossing in de buitenatmosfeer.

    • De diktebeheersing van beide bedekkingslagen (zowel het zink als de coating) in de fabriek moet bijzonder hoog zijn.
    • Hoe hoogwaardiger de organische coatinglaag, hoe groter de levensduurverwachting. Een duurzaam beschermingssysteem zal zo op een schroef in zowel zure- als basische omgevingen bestand zijn. Dit kun je dus testen door de Kesternich- en de zoutsproeitest.
    • De hechting tussen beide lagen tijdens aanbrengen van de coating. Hier is een zeer constante atmosfeer in de productie nodig. De hechting is belangrijk om de coating niet te laten beschadigen bij gebruik.
    • Voor bevestigingsmaterialen met een Duplex systeem (maar ook voor gewone verzinkte producten) geldt dat een goede behandeling, nadat ze de fabriek verlaten hebben, ook essentieel is. Een goede opslag, een goede verwerking op de bouw, geen beschadigingen etc. zijn belangrijke zaken voor de levensduur van het product.

    4. Schroeven

    4.1 Algemeen

    Schroeven zijn er in heel veel verschillende soorten en dat maakt ze als bevestigingsartikelen anders dan bijvoorbeeld bouten, moeren en ringen, die vrijwel altijd gestandaardiseerd zijn door een geldende norm. Per land kunnen deze normen verschillen, maar in Nederland en België zijn we gewend om met ISO- en DIN-normen te werken in de bouw en industrie. Er zijn binnen schroeven ook wel een aantal soorten beschreven in normeringen waar nog steeds aan wordt voldaan, zoals bijvoorbeeld de plaat- of metaalschroeven.

    Maar veruit de grootste schroevensoort wereldwijd is de voor ons bekende 'spaanplaatschroef', een moderne houtschroef. Deze spaanplaatschroef ziet er van ieder merk vaak anders uit en kan in functie of kwaliteit daardoor sterk verschillen. Er is geen norm die heeft bepaald hoe de schroef er exact uit moet zien of aan welke kwaliteit of waarden deze zou moeten voldoen. Terwijl er in het ontwerp van de schroef wel degelijk een groot onderscheid is te maken in het uiteindelijke gebruikersgemak of in de kwaliteit ervan. En dat maakt dat alle fabrikanten van schroeven hun eigen ontwerp hebben bedacht om zijn of haar schroef zo goed mogelijk te laten functioneren. Zo ook bij Hoenderdaal, waar we al sinds de oprichting van ons bedrijf gespecialiseerd zijn in schroeven en de meeste van onze schroeven zelf ontwikkelen. 

    Tot ongeveer een jaar of 50 geleden werden er voornamelijk 'ouderwetse' houtschroeven gebruikt. Dit was een ongeharde schroef die om die reden een veel dikkere kern had dan de schroeven die we nu gebruiken. Door de dikkere kern was hij alsnog sterk genoeg gemaakt, maar had hij als nadeel dat er door het zware indraaiden een lage uittrekweerstand was. De houtdraadbout die we nu nog steeds kennen of gebruiken, is eigenlijk een grote variant van de houtschroef. Het verschil zit hem in de aandrijving. Een houtschroef heeft een inwendige aandrijving voor een schroevendraaier of bitje en de houtdraadbout heeft een uitwendige aandrijving met een zeskantkop. 

    De definitie van een schroef is ''een stalen schroefdraadverbinding met een inwendige aandrijving''. Daarmee ontstaat er ook direct verwarring, want een inbusbout zou dan eigenlijk een schroef zijn met zijn inwendige zeskantaandrijving. In de markt specificeren wij schroeven als ''een schroefdraadverbinding die je voor de bevestiging in het materiaal kunt draaien en die je met een schroefmachine of schroevendraaier kunt verwerken''. Deze definitie is wat duidelijker en laat los dat de aandrijving per se inwendig moet zijn. De schroefdraad is niet altijd specifiek voor hout, maar in de meeste gevallen zijn ze daar wel voor bedoeld. Ze kunnen ook bedoeld of geschikt zijn in een kunststof plug, in gipsplaten of kunnen zelfs (na voorgeboord te hebben) direct in steen of beton geschroefd worden.
    Bevestigingsmaterialen met metrische schroefdraad die bedoeld zijn voor een moer of een met schroefdraad voorgetapt schroefgat, vallen hierbij dus niet onder de categorie 'schroeven'. Daarmee zouden de houtdraadbouten dus eigenlijk schroeven zijn en metaalschroeven zijn dan eigenlijk bouten. Er is geen eenduidige regel of definitie, maar dit is de meest gebruikte verdeling tussen wat bouten en wat schroeven zijn in Nederland en België.

    In de jaren '70 werd de spaanplaatschroef uitgevonden. Deze vernieuwde houtschroef was gemaakt van koolstofstaal en kreeg een oppervlakteharding, waardoor de kern veel dunner kon worden gemaakt en de draad daarmee veel 'hoger'. Een sterkere schroef die lichter indraaide en een betere uittrekwaarde had was het gevolg van dit ontwerp. In de jaren die volgde gebruikte we lange tijd de 'spaanplaatschroef' voor vrijwel alle toepassingen in hout of in een plug. Wel waren er verschillende kopvormen of aandrijvingen. Een platkop, cilinderkop en lenskop waren toen al gewoon. En naast de Philipsdrive kwam het ‘betere’ Pozidrive opzetten; beide kruiskopaandrijvingen. De zeskantvorige torx-aandrijving was ook allang uitgevonden, maar werd eigenlijk pas de afgelopen 10 jaar gewoongoed in het Europese schroevenschap. De naam spaanplaatschroef als verzamelnaam bleef wel bestaan, maar je hoorde ook steeds vaker over universeelschroeven of unischroeven om aan te duiden dat deze schroeven voor allround gebruik waren.

    Met name de afgelopen 15 jaar zijn er heel wat soorten schroeven bijgekomen die voor specifieke toepassingen ontwikkeld zijn. Dit maakt het schroevenschap soms lastig vanwege het grote assortiment aan soorten en maten dat er ligt. Maar als je als vakman/vrouw of klusser eenmaal de juiste schroef voor de klus hebt gevonden, maakt dit het bouwwerk beter en de klus makkelijker.

    Platverzonken kop
    Dit is de meest voorkomende kopvorm in schroeven. De platkop heeft een taps toelopend gedeelte onder de kop die mooi vlak verzinkt in zacht materialen zoals hout. Een platkop schroef is ideaal voor gebruik in hout-op-hout toepassingen. De hoek van de schroefkop is uiteindelijk 90 graden, maar kan ook twee keer 45 graden zijn. De buitendiameter van de schroefkop is twee keer de diameter van de schroef. Een 4 mm schroef heeft dus een kopdiameter van 8 mm. 

    Cilinderkop
    De cilinderkop is helemaal recht onder de kop (90 graden). De kop verzinkt dus niet in het hout en is bij uitstek geschikt voor metaal-op-hout verbindingen. Bijvoorbeeld voor het bevestigen van metalen beugels, hoeken of balk-ankers etc. Ook hier geldt dat de kopdiameter twee maal de diameter van de schroef is.  

    Lenskop
    Een schroef met een lenskop is de ideale schroef wanneer afwerking een belangrijke rol speelt. Door de bolvormige kop krijgt het een sierlijke glans. Bijvoorbeeld voor plinten, beslag en afwerklatten. 

    Tellerkop
    Deze speciale kopvorm heeft door zijn extra brede ring onder de kop een extra groot klembereik. De houtbouwschroef met tellerkop is hierdoor uitermate geschikt om dragende houtconstructies mee te maken. Denk bijvoorbeeld aan grenen balken met elkaar verbinden of het houten framewerk van uw houten veranda. 

    75º graden kop
    Deze 75 graden kop is ideaal voor het verbinden van MDF plaatmateriaal, zonder het materiaal te splijten. Dankzij de kleine 75 graden kop met freesribben verzinkt de schroef mooi en eenvoudig in het materiaal. Tevens beschikken onze MDF-schroeven over een speciale boorpunt zodat deze schroeven zonder voorboren in de kopse kant van het MDF materiaal geschroefd kunnen worden.

    Stap 1: De draad ‘trekken’
    De ruwe staaldraad, waar de schroef van gemaakt wordt, wordt door de schroevenfabriek in verschillende kwaliteiten en staalsoorten op grote rollen ingekocht. Sommige fabrieken kopen de staaldraad al op verschillende diameters in op handzame klossen en andere hebben zelf machines om de ruwe draad op de juiste diameter te trekken en op ‘handzame’ klossen te wikkelen.

    De ruwe draad wordt door deze machines door een nauwere doorgang ‘getrokken’ waardoor hij er met de juiste diameter uit komt.

    2: Op lengte maken en de kop vormen
    De staaldraad wordt vanaf de klos door spanning rechtgetrokken en gaat dan de ‘’cold-forming machine’’ in. Hier wordt de staaldraad op de juiste lengte geknipt en door ‘contramallen’ wordt de kopvorm van de schroef gevormd. De contramal heeft de tegengestelde vorm van de uiteindelijke schroefkop en de draad wordt met een flinke klap (van de machine) in de contramal geperst waardoor de kop gevormd wordt. Een tweede klap met een andere contramal zorgt voor de gewenste aandrijving, zoals bijvoorbeeld een Torx of Pozi-indruk. Bij een complexe kopvorm heb je soms wel 3 of 4 slagen nodig om de definitieve vorm te krijgen. Deze machine produceert, afhankelijk van de schroef, zo’n 50 tot 250 schroeven per minuut. De schroeven worden in stalen bakken opgevangen en gaan dan naar de volgende machine.

     

    Contramal kop: kopvorm platkop
    met freesribben
    Contramal aandrijving voor een
    cilinderkop pozi schroef
    Complexe kopvorm met 4 slagen
    voor bijv. houtbouwschroeven

     

    Stap 3: Schroefdraad maken
    De bak met ‘kale’ schroeven wordt met een kraan naar de thread rolling machine gebracht en daar wordt ze gestort in een vibrerende tafeltrechter. Hier worden de kale schroeven in de juiste positie en hoeveelheid ingevoerd.

    In de thread rolling machine worden de schroeven voorzien van schroefdraad. De machine maakt gebruik van twee platte mallen voorzien van het gewenste schroefdraad. De ene mal is vast gemonteerd terwijl de ander er (heen en terug) overheen beweegt. De blanke schroef wordt tussen de twee mallen gerold en wordt zo voorzien van schroefdraad. Ieder detail, zoals bijvoorbeeld de vertanding of de tegengestelde draad, is verwerkt in deze mallen zodat de schroefdraad precies wordt zoals het moet zijn.

     

    Thread-rolling machines op een rijSchroeven komen uit de machine

     

    Stap 4: Verharden van de schroef
    Na het productieproces worden de stalen schroeven in grote ovens nagehard om ze sterk te maken. Bij RVS A2 of A4-schroeven kan dit niet vanwege de nikkel in het materiaal. Daarom blijven RVS schroeven uiteindelijk veel zachter/slapper.

    De grondstof van de stalen schroef is koolstofstaal. Tijdens het bewerkingsproces is deze nog relatief zacht, maar met de juiste hittebehandeling zijn deze uitstekend te verharden. Hiermee wordt de schroef dus veel sterker, maar ook brosser. Er moet een juiste balans in het ‘heat treatment proces’ bepaald worden tussen de uiteindelijke tijd en temperatuur waarmee de schroeven ‘gebakken’ worden. Hiermee kun je de uiteindelijke kwaliteit van de schroef sterk beïnvloeden. Uiteindelijk wil je een schroef die sterk en buigzaam is. Met de juiste staalkwaliteit en -soort en het juiste verhardingsproces is dit dus mogelijk.

    Stap 5: Nabewerking van de schroef
    Nadat de blank stalen schroeven geproduceerd en gehard zijn moeten ze de gewenste nabehandeling krijgen om ze te beschermen tegen roest. De meest gebruikte anti-corrosie behandeling is elektrolytisch verzinken (dikte van 5Mu). Dit kan in ‘geel’ of ‘blauw’ gebeuren, maar beide varianten bieden slechts een zeer beperkte corrosiewerendheid. Onze Dynaplus schroeven ondergaan, nadat ze elektrolytisch verzinkt zijn, een extra nabehandeling met verschillende lagen anti-roest coating. Deze speciale coatingslijn ziet er een beetje hetzelfde uit als de Heat Treat ovens. De schroeven worden eerst in een grote centrifuge gestopt en krijgen daar de laag coating. Daarna worden ze door de oven heen gerold om te drogen. Dit proces herhaald zich tot de gewenste aantal lagen en de juiste laagdikte is bereikt. In principe geldt: hoe meer lagen, hoe roestwerender de schroef. Echter is een dikkere coatinglaag dan +- 25 Mu. niet wenselijk, omdat de schroef dan minder goed snijdt en het bitje niet meer goed in de schroef past. 

    Nadat de schroef verzinkt en/of gecoat is krijgen ze nog een behandeling in een centrifuge waar een waxlaag wordt aangebracht op de schroef. Dit speciale smeermiddel zorgt voor een lagere indraaiweerstand tijdens het inschroeven.

     

    Overzicht van keurmerken voor schroeven 

    Logo 

    Naam 

    Uitleg 

    http://www.avier.nl/resources/logoos/CE-logo-ga.gif 

     

    CE EN-14592 

    Verplichte Europese markering voor schroeven die constructief worden toegepast in een bouwwerk. De belangrijkste geharmoniseerde norm voor schroeven is de NEN-EN 14592:2008+A1:2012 Houtconstructies, stiftvormige verbindingsmiddelen, bouten en moeren. Het CE-keurmerk ‘overruled’ alle andere bestaande ‘commerciële keurmerken’ in de markt.  

    De nieuwe Europese richtlijn voor Bouwproducten - Europese Verordening 305/2011 - heeft vanaf 2013 verplicht dat schroeven, die constructief in een bouwwerk worden toegepast, voorzien moeten zijn van een CE-keurmerk. De geharmoniseerde norm voor stiftvormige verbindingsmiddelen in houtconstructies is de NEN-EN-14592. De toetsing en keuring van de producten moeten, per familie, uitgevoerd worden door een van de daarvoor door de overheid aangestelde Notified Bodies. De verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van het CE-keurmerk ligt bij de importeur of fabrikant. Naast het aanbrengen van het CE-keurmerk is het beschikbaar stellen van een Declaration of Performance (DoP) verplicht.  

    http://www.avier.nl/resources/logoos/CE-logo-ga.gif 

     

    CE EN-14566 

    De nieuwe Europese richtlijn voor Bouwproducten - Europese Verordening 305/2011 - heeft vanaf 2013 verplicht dat gipsplaatschroeven, die constructief in een bouwwerk worden toegepast, voorzien moeten zijn van een CE-keurmerk. De geharmoniseerde norm voor mechanische bevestigingsmiddelen voor gipsplatensystemen is de NEN-EN-14566. De toetsing en keuring van de producten moeten, per familie, uitgevoerd worden door de fabrikant. De verantwoordelijkheid voor het aanbrengen van het CE-keurmerk ligt bij de importeur of fabrikant. Naast het aanbrengen van het CE-keurmerk is het beschikbaar stellen van een Declaration of Performance verplicht. 

    http://www.skh.org/custom/www.skh.org/layout/images/SKH-logo.gif 

     

    SKH-keurmerk 

    SKH keurmerk is een uitgebreid keurmerk voor de kwaliteitswaarborging. De karakteristieke waarden van de schroef worden vooraf vastgesteld en gedocumenteerd in een Initial Type Testing rapport (ITT rapport). Er wordt jaarlijks een kwaliteitscontrole d.m.v. steekproeven in de fabriek uitgevoerd om de gedeclareerde waardes uit het voorgaande ITT te controleren. Hiermee wordt de continuïteit van de kwaliteit gewaarborgd, maar dat maakt wel dat dit keurmerk vrij duur is. Door de komst van de verplichte CE-wetgeving voor schroeven heeft dit keurmerk, inhoudelijk gezien, weinig toegevoegde waarde meer, maar het keurmerk kan in de markt nog steeds bekend zijn of gevraagd worden. 

    http://www.wurth.nl/images/mijnwurth/SHRkeurmerk.JPG 

     

    SHR-keurmerk 

    Kwaliteitskeurmerk voor kwaliteitswaarborging. Net als het SKH keurmerk is dit een controle op de producteigenschappen middels een ITT rapport volgens de EN-14592 norm. Er worden jaarlijkse samples gecontroleerd door SHR om de declareerdekwaliteit te toetsen. Voornaamste verschil met SKH is dat de producent zelf voorziet in de jaarlijks te toetsen monsters. Door de komst van de verplichte CE-wetgeving voor schroeven heeft ook dit keurmerk inhoudelijk gezien weinig toegevoegde waarde meer, maar kan in de markt nog steeds bekend zijn of gevraagd worden. 

    Dynaplus Beslagschroef 4,0 x 40 TX20 Wit, H0285.01.25608 | Esmax webshop 

    SKH-98-08 

    Een publicatie voor toegestaan gebruik van schroeven in veiligheidsbeslag volgens het Politiekeurmerk Veilig Wonen met  minimale weerstandsklasse 2 volgens de inbraakwerendheidsnorm NEN 509. Eigenlijk is dit keurmerk alleen relevant voor schroeven die in beslag gebruikt wordt of voor specifieke beslagschroeven. Er wordt getest op de inbraakwerendheid bij toepassing in houten gevelelementen zoals kozijnen. Bij deze schroeventest wordt vooral gekeken naar de uittrekwaarde en de voorborende eigenschappen van de schroef; dit beïnvloed namelijk de uittrekwaarde. Daarnaast is een kopmarkering verplicht voor zichtbare herkenbaarheid van de schroef aan de buitenzijde bij montage in het scharnier. Eigenlijk is dit keurmerk voornamelijk relevant voor beslagschroeven. 

     

     

    SITAC C4 

    C4 is een corrosiviteitsklasse afgegeven door het Zweedse geaccrediteerde testinstituut RISE in Stockholm. Hierbij wordt de duurzaamheid van een schroef getest op corrosiewerendheid middels een zogenaamde zoutsproeitest volgens de Nord-testmethode (NT MAT 003). Deze testmethode is ontwikkeld door het Zweedse SWEDAC. 

    De Nordtest is een klimaattest waarbij de corrosiewerendheid van de schroef wordt getest door deze in bepaalde cycli van veranderend klimaat met zoute nevel te besproeien. De roestwerendheid van de geteste schroef wordt aangegeven in verschillende corrosiviteitsklasses: C1, C2, C3 en C4. Afhankelijk van de uitslag van de duurzaamheidstest ontvang je dus het bijbehorende keurmerk voor de corrosiviteitsklasse waar de schroef in valt. C4 is hierin de hoogst haalbare corrosiviteitsklasse voor schroeven. Naast het doorstaan van de cyclische zoutsproeitesten worden er laagdiktemetingen gedaan. Jaarlijks moet er steekproefsgewijs nieuwe schroeven getest worden of de kwaliteit nog steeds gehaald wordt. 

    De Europese Richtlijn 89/106/EEG is opgevolgd door de Europese Verordening 305/2011 – Verordening voor het verhandelen van bouwproducten. De verordening bouwproducten geldt vanaf 1 juli 2013. Deze verordening vervangt dan de voorschriften die in het Bouwbesluit 2012 staan. De voorschriften over CE-markering die in het Bouwbesluit 2012 staan, worden hiermee overbodig en worden per 1 juli 2013 uit het besluit geschrapt of aangepast aan de verordening. Vanaf 1 juli 2013 is de CE-markering op bijna alle bouwproducten verplicht, als er een geharmoniseerde norm van toepassing is op het product.  

    De nieuwe verordening is alleen van toepassing op producten die in een bouwwerk worden gebruikt en daar duurzaam in verblijven, en die tevens aan de andere eisen van de Europese Verordening 305/2011 voldoen. Voor deze producten is het verplicht een CE-markering aan te brengen op de verpakking en er moet door de leverancier/importeur een Prestatieverklaring beschikbaar gesteld worden in de vorm van een ‘Declaration of Performance’ (afgekort DoP). Afnemers van bouwproducten zoals bouwers, architecten, zzp'ers en particulieren krijgen van de producent en de importeurs informatie in de vorm van een prestatieverklaring over de prestatie van het bouwproduct. Dit mag digitaal worden aangeleverd. 

    De verordening geldt alleen voor bouwproducten waarvoor een geharmoniseerde Europese norm bestaat. Wij als Hoenderdaal, uw leverancier en importeur van bevestigingsmateriaal, hebben de verantwoordelijkheid uit te zoeken welke geharmoniseerde normen er bestaan binnen de producten die wij aan u leveren. Uit ons onderzoek naar de reeds bestaande geharmoniseerde Europese normen blijkt tot op heden dat er drie geharmoniseerde normen relevant zijn voor ons pakket aan bevestigingsmaterialen.

    Hout
    NEN-EN 14592:2008+A1:2012
    Houtconstructies, stiftvormige verbindingsmiddelen, bouten en moeren. 

    EN 14566:2008+A1:2009
    Mechanische bevestigingsmiddelen voor gipsplatensystemen ‐ Definities, eisen en beproevingsmethoden.  

    Staal en Metaal
    EN 15048
    Niet-voorgespannen staalconstructieverbinding -> deze betreft vooral normen als ISO 4014/4017/4032. Deze norm geldt alleen voor metrische producten vanaf M12 t/m M36.  

    EN 10088‐5:2009
    Roestvast staal ‐ Deel 5: Technische leveringsvoorwaarden voor staven, draad, profielen en producten van corrosievast blank staal voor constructie doeleinden.
     

    Waarom de nieuwe wetgeving?
    De procedures voor het aanbrengen van de CE-markering zijn gebaseerd op het EU-besluit 93/465/EEG. De aanleiding tot dit besluit vormt "Europa 1992" waarbij het vrij verkeer van personen (Schengenakkoorden) en goederen wordt nagestreefd. De verschillende nationale eisen die tot dat moment van kracht waren, vormden een de facto handelsbarrière. Het doel van de CE-markering is dus tweeledig van aard. Enerzijds is het doel de vrije handel binnen de lidstaten te bevorderen terwijl anderzijds de veiligheid in het gebruik van de producten wordt verhoogd.  

    De Europese overkoepelende Verordening bouwproducten sluit aan bij nationale richtlijnen. In Nederland kennen we hiervoor het Bouwbesluit. CE-gemarkeerde bouwproducten met een prestatieverklaring kunnen in Nederland niet zonder meer worden toegepast in een gebouw of bouwwerk. Toepassing hangt namelijk af van de vraag of de opgegeven productprestaties toereikend zijn om te kunnen voldoen aan de prestatie-eisen uit het Bouwbesluit 2012.  

    De meeste bouwproducten moesten op grond van het Bouwbesluit 2012 al een CE-markering hebben. Maar de nieuwe Verordening Bouwproducten die geldt vanaf 1 juli 2013, vervangt de voorschriften die in het Bouwbesluit 2012 staan. De voorschriften over CE-markering die in het Bouwbesluit 2012 staan worden hiermee overbodig en worden per 1 juli 2013 uit het besluit geschrapt of aangepast aan de verordening. Vanaf 1 juli 2013 is de CE-markering op bijna alle bouwproducten verplicht, als er een geharmoniseerde norm van toepassing is op het product. Uitzonderingen staan in artikel 5 van de verordening. 

    Vaak zijn de eisen in het bouwbesluit op gebouwniveau, maar ze hebben ook een relatie met de eisen die gesteld worden op productniveau. Een veilig gebouw kun je alleen realiseren wanneer je weet hoe het product presteert op de essentiële kenmerken die van belang zijn voor de toepassing van het product binnen het bouwwerk. 

    In Duitsland is de geldende nationale richtlijn de Bauzulassung en die stelt veel meer eisen aan het declareren van productprestaties dan de CE-wetgeving. Met deze documenten kunnen constructeurs en architecten echt berekeningen maken en daarom is in Duitsland de Bauzulassing nog steeds gehanteerd.
     

    Hoe worden schroeven getest volgens CE?
    Wij waren als importeur vanaf 1 juli 2013 verplicht om al onze bevestigingsmiddelen waar een geharmoniseerde norm voor was, én die constructief in een bouwwerk gebruikt (kunnen) worden, te laten testen volgens de Europese technische specificaties en te voorzien van de CE-markering. In ons geval van bevestigingsmaterialen is er voor de CE-markering voorgeschreven om voor het uitvoeren van de testen gebruik te maken van een door de overheid aangemelde instantie; een zogenaamde notified body. Wij hebben gekozen voor SHR als notified body voor het uitvoeren van de initiële testen van onze schroeven volgens de Europese geharmoniseerde normen en specificaties. De verwijzing naar de Notified Body is te vinden op de markering door middel van een viercijferige code die verwijst naar de aangemelde instantie die de beoordeling van de productie doet. Welke aangemelde instantie bij welk nummer behoort, kan op de website van de Europese Commissie worden opgezocht in NANDO.   

    Hieronder staat aangegeven welke acties wij hebben genomen. 

    • Opstellen van een totaal overzicht van te markeren producten;  
    • Per schroefsoort(familie) een productspecificatie formuleren;
    • Per schroefsoort(familie) een apart dossier maken;  
    • Per productsoort(familie) een overzicht maken van alle onderzoekingen;
    • Per productsoort(familie) laten testen bij een notified body; 
    • Het invoeren van een FPC (Factory Production Control) dat in overeenstemming is met Annex III.1 van de CPD;
    • Het maken en aanbrengen van CE-markering op de verpakking van ons product;
    • Per schroefsoort(familie) opstellen van een DoP in de taal van het land waar we verkopen;
    • Het digitaal beschikbaar stellen van de DoP’s.
       

    Wat is een CE-markering?
    De CE-markering is geen keurmerk maar een soort productlabel. Het label geeft aan dat een bouwproduct volgens Europese technische specificaties en de daarin omschreven testmethoden is getest of beoordeeld. De CE-markering die op veel producten te vinden is geeft aan dat het product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de Europese Economische Ruimte (EER: de Europese Unie plus Zwitserland, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland). CE staat hierbij voor Conformité Européenne, wat zoveel betekent als in overeenstemming met de Europese regelgeving. Bijzonder is op te merken dat deze term nergens in een Europese richtlijn terug te vinden is. 
     

    Wat is een prestatieverklaring?
    Producten met een CE-markering moeten vanaf 1 juli 2013 tevens een prestatieverklaring hebben. Dit staat in de Verordening Bouwproducten. Afnemers van bouwproducten zoals bouwers, architecten, zzp'ers en particulieren krijgen van de producent en de importeurs informatie in de vorm van een prestatieverklaring over de prestatie van het bouwproduct.  

    In een prestatieverklaring moet staan hoe een bouwproduct presteert op: 

    • de voor het product essentiële kenmerken (ofwel eigenschappen); 
    • de mogelijke toepassingen in een bouwwerk.

    De basiseisen uit de Europese regelgeving die van belang zijn voor de prestatieverklaring, zijn: 

    • mechanische weerstand en stabiliteit; 
    • brandveiligheid; 
    • hygiëne, gezondheid en milieu; 
    • veiligheid en toegankelijkheid bij gebruik; 
    • bescherming tegen geluidshinder; 
    • energiebesparing en warmtebehoud; 
    • duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. 
       

    Wat is een geharmoniseerde norm?
    Een geharmoniseerde norm geeft aan hoe een bouwproduct getest moet worden op eigenschappen die van belang zijn voor de toepassing van dat product.  

    Als een bouwproduct getest en beoordeeld is aan de hand van een geharmoniseerde norm, kan het een CE-markering krijgen en vrij worden verhandeld op de Europese markt. Of een product kan worden toegepast, hangt af van de eis in de bouwregelgeving die gesteld wordt aan de toepassing van het product. 

    Een producent kan ook vrijwillig kiezen voor de CE-markering wanneer er geen geharmoniseerde norm beschikbaar is voor het testen of beoordelen van zijn product. Hij kan dan een Europese technische goedkeuring (ETA) laten opstellen. Op basis van die goedkeuring kan hij zijn producten voorzien van een CE-markering. Zo verwijzen HECO en SPAX bijvoorbeeld naar een eigen ETA-rapport in de DoP.  
     

    Wie moet een CE-markering aanbrengen?
    Wij als importeur van producten van fabrikanten buiten de EU zijn verantwoordelijk dat de producten aan de Europese regelgeving voldoen. Als de producten niet getest en voorzien zijn van een CE-markering, moeten we de tests en CE-markering zelf laten plaatsvinden. 

    Hoenderdaal is dus verantwoordelijk voor het aanbrengen van de CE-markering op de producten die wij importeren van buiten de EU. Voor goederen die wij binnen Europa bijkopen zijn wij niet verantwoordelijk voor aanbrengen van CE, wel voor het aanleveren van de bijbehorende DoP. 

    De CE-markering moet op een bouwproduct zitten als : 

    • Die constructief in een bouwwerk wordt gebruikt en daar duurzaam in verblijft;
    • Er een geharmoniseerde Europese norm voor het product bestaat.
       

    De CE-markering
    Hoenderdaal Fasteners is als importeur in de rol van fabrikant verantwoordelijk voor het aanbrengen van de CE-markering op onze producten, vóór deze in de handel gebracht wordt. Zo kunnen wij aantonen aan dat wij verantwoordelijk zijn voor de overeenstemming van het product met de aangegeven prestaties ervan. Naast het aanbrengen van de CE-markering is daarom het (digitaal) beschikbaar stellen van de bijbehorende DoP ook verplicht. De CE-markering zelf moet op een zichtbare, leesbare en onuitwisbare manier aangebracht op het bouwproduct of in ons geval; op een daarop aangebrachte etiket op de verpakking.  

     

    Kwaliteit gewaarborgd met SKH
    Als certificerings- en auditorganisatie schrijft het SKH voor welke, en met name hoe, bepaalde producteigenschappen moeten worden gecontroleerd. Op basis van de testresultaten wordt een certificaat opgesteld waarin de karakteristieke schroefwaarden worden gedocumenteerd. Bovendien wordt een bewakingsovereenkomst tussen de eigenaar van het certificaat en SKH gesloten. In deze overeenkomst worden regelmatige inspecties van de fabriek, alsmede overeenstemmingscontroles van de producten voorgeschreven. SKH laat de schroeven jaarlijks controleren door een onafhankelijk, voor schroeven geaccrediteerd onderzoekslaboratorium. Dit is SHR in Wageningen. De eigenschappen die worden onderzocht zijn o.a. uittreksterkte, intrekweerstand, indraaimoment en buigsterkte volgens de EN-14592 norm. Op deze basis controleren SKH-auditoren één keer per jaar in de fabriek de kwaliteitsgegevens, het kwaliteitsmanagementsysteem alsmede, en dit is belangrijk, de voltooide producten zelf. Zo kan worden aangetoond of de vervaardigde producten dezelfde karakteristieke waarden bezitten zoals aangegeven en vereist is volgens het SKH-keurmerk. Afwijkingen kunnen leiden tot verlies van het SKH-keurmerk.

    In het assortiment van Hoenderdaal hebben wij geen schroeven die het SKH-keurmerk mogen voeren. 


    Gelijksoortige logo's, grote verschillen
    In Nederland wordt voor schroefassortimenten van verschillende aanbieders reclame gemaakt met SKH-keurmerken of SHR-rapporten. De certificaten zijn herkenbaar aan de logo's van de onafhankelijke instituten SHR en SKH uit Wageningen. Hoewel beide symbolen gelijksoortig zijn vormgegeven, wijken zij inzake de kwaliteit van de producten duidelijk af van elkaar. Wie de garantie van uitgebreid gecontroleerde producten wenst, dient te letten op het SKH-symbool. 

    SKH biedt garantie op de kwaliteit van producten. Het kleine maar fijne verschil tussen het SHR-rapport en het SKH-keurmerk zit in de omvang en diepgang van de productcontroles. Terwijl het SHR-instituut enkel jaarlijks de schroeven controleert, zijn voor het SKH-keurmerk bovendien regelmatige controles van fabrieken en voltooide producten vereist. Hierdoor is een verdere fase van de productcontrole gegarandeerd. Dit is een fase waarin invloed wordt uitgeoefend op de productkwaliteit doordat in deze fase de overeenstemming van de testresultaten met de vereiste producteigenschappen wordt gewaarborgd.  

    Voor de controle van producteigenschappen 

    Het houtonderzoeksinstituut SHR geeft vorm aan en regelt de controle van producten die in combinatie met hout en houtmaterialen worden gebruikt. Het doel hiervan is om afhankelijk van de toepassing de producteigenschappen te onderzoeken. Schroevenfabrikanten kunnen hun producten bijvoorbeeld conform de voorschriften van de Europese norm voor schroeven EN 14592 laten controleren. Het SHR-symbool toont aan dat een product op zijn eigenschappen is gecontroleerd en dat het resultaat in een catalogus is opgenomen. De verklaring van het symbool heeft echter uitsluitend betrekking op de uitvoering van jaarlijkse controles voor het vaststellen van de karakteristieke schroefwaarden. Een controle van de productielocatie vindt daarentegen niet plaats.  

     

    Verschillen SHR en SKH 

    De symbolen SHR en SKH geven een verschil aan dat voor de gebruiker van groot belang is. In geval van een SKH-onderzoek wordt de overeenstemming van testresultaten en schroefeigenschappen van de verkochte artikelen beter gewaarborgd. Schroeven met een SKH-keurmerk bieden de garantie dat de aangegeven karakteristieke waarden en eigenschappen betrouwbaar door de aanbieder in acht worden genomen. Hierbij wordt niet alleen de documentatie gecontroleerd, maar worden ook de actuele karakteristieke waarden zoals de trekvastheid of het breukdraaimoment van de voltooide schroef zelf gecontroleerd.

     

    Jaarlijkse controle 

    Het SHR-keurmerk is sinds 2010 verkrijgbaar op schroeven voor houttoepassingen. SHR, als onafhankelijk onderzoekslaboratorium in Wageningen, voert dergelijke onderzoeken uit in haar laboratorium. Een aantal producenten en leveranciers hebben besloten om de kwaliteit van hun schroeven niet alleen in hun eigen laboratorium te onderzoeken, maar ook om de essentiële eigenschappen van de schroeven door een onafhankelijk laboratorium te laten bepalen. De testmethoden die hiervoor worden gebruikt staan beschreven in de geharmoniseerde Europese norm EN-14592, die ook gebruikt wordt voor het CE-keurmerk. Door middel van jaarlijkse steekproeven wordt gedeclareerde kwaliteit in de gaten gehouden. De kwaliteitssystemen van de schroefmerken met het SHR-keurmerk moeten borg staan voor de levering van een constante kwaliteit.
     

    Het SHR-keurmerk mag door een product worden gevoerd als SHR heeft vastgesteld dat de prestaties die door de fabrikant of leverancier worden geclaimd, ook daadwerkelijk behaald worden. De eigenschappen die worden onderzocht zijn: uittrekweerstand, intrekweerstand, indraaimoment en buigsterkte. Minimaal eenmaal per jaar wordt door SHR, via steekproeven, gecontroleerd of de schroeven nog steeds de juiste eigenschappen bezitten. Indien het kwaliteitssysteem ook beoordeeld moet worden, voert SKH, een onafhankelijke certificerende organisatie, de controle uit. In dat geval kan het SKH-keurmerk worden verkregen indien ook de laboratoriumtesten positief uitvallen.

    Er is door de Nederlandse timmer-, deuren- en hang- en sluitwerkindustrie uitvoerig onderzoek ingesteld naar de inbraakwerendheid van houten gevelelementen volgens NEN 5096 en de NEN-EN 1627 t/m NEN 1630. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal combinaties van houten gevelelementen met toepassing van specifiek hang- en sluitwerk. De resultaten van deze onderzoeken zijn door SKH verwerkt in de SKH-Publicatie 98-08. 

    Basis voor gecertificeerde houten gevelelementen is BRL 0801 (Beoordelings-richtlijn voor houten gevelelementen) en BRL 0803 (Beoordelingsrichtlijn voor houten buitendeuren). De KVT (Kwaliteit van houten gevelelementen), uitgegeven door de Ned. Bond van Timmerfabrikanten, is het uitgangsdocument voor kwalitatief timmerwerk. De SKH-Publicatie 98-08 is een aanvullend document op de KVT en omschrijft de specificaties voor inbraakwerend geveltimmerwerk. 

    De 98-08 publicatie is de algemene leidraad voor de productie van houten ramen en deuren in samenstel met kozijnen die dienen te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit (art. 2.129 t/m 2.131) m.b.t. inbraakwerendheid. Deze SKH-Publicatie draagt zorg voor een juiste specificatie van houten gevelelementen teneinde te voldoen aan de prestatienorm van NEN 5096 en NEN-EN 1627 t/m NEN 1630. De onderbouwing van deze prestatienorm is gerealiseerd vanuit bovenvermelde beproevingen, waarbij zo veel als mogelijk rekening is gehouden met de overige publiekrechtelijke eisen die aan gevelelementen worden gesteld.

    Het in deze publicatie opgenomen hang- en sluitwerk en bevestigingsmiddelen voldoen aan alle eisen van NEN 5096 en NEN-EN 1627 t/m NEN 1630. Wanneer uit de toepassing van hang- en sluitwerk en bevestigingsmiddelen blijkt dat dit niet de gedragingen van hout (een natuurproduct) kan volgen en daarbij in de fase van gebruik van deze gevelelementen tot storingen of gebreken leidt, behoudt SKH zich het recht voor, bij gebleken noodzakelijkheid, om dergelijk hang- en sluitwerk of bevestigingsmiddelen niet meer in deze SKH-Publicatie op te nemen. 

    De meest recente gegevens zijn in deze versie van de SKH-Publicatie 98-08 verwerkt. Deze SKH-Publicatie is een servicegericht document. Vanuit SKH wordt ervoor gezorgd dat deze informatiebron zo actueel mogelijk blijft. 

    Bevestigingsmiddelen
    De van toepassing zijnde bevestigingsmiddelen dienen voorts te voldoen aan de eisen voor metalen onderdelen volgens de KVT , katern 37, waarbij de volgende aanvullingen van toepassing zijn. 

    Van toepassing zijnde bevestigingsmiddelen: 

    - stalen spaanplaatschroeven;
    - RVS spaanplaatschroeven;
    - stalen patentbouten;
    - nagels van staal en RVS. 

    Voor toepassing en verwerking van bevestigingsmiddelen gelden de volgende voorwaarden: 

    (A)
    M.b.t. de schroefafmetingen voor bevestiging van: 

    scharnieren
    - tenminste 4,0 x 40 mm in naaldhout
    - tenminste 4,0 x 30 mm in loofhout t.b.v. klasse 2
    - tenminste 4,0 x 40 mm in loofhout t.b.v. klasse 3

    Bij toepassing van uitvulplaatjes > 1 mm dient de schroeflengte te worden aangepast. Bij toepassing van uitvulplaatjes tenminste 4 x 35 mm in loofhout toepassen. Bij toepassing van uitvulplaatjes ≤ 1 mm tenminste 4x 30 mm in loofhout toepassen. 

    - nastelbare scharnieren: tenminste 4,0 x 40 mm (loofhout) of 4,0 x 45 mm (naaldhout); 

    sluitwerk: afhankelijk van houtsoort en/of type sluitwerk, raadpleeg bijlagen 2 en 3 in de SKH-Publicatie.

    - draaivalbeslag: afhankelijk van type en onderdeel, zie de specificaties in bijlage 2 van de SKH-Publicatie.
    - hefschuifbeslag, zie specificatie in bijlage 2 in de SKH-Publicatie.

    (B.)
    M.b.t. de verwerking van schroeven voor sluitwerk en beslag: 

    - om splijten van het hout te voorkomen, dienen ten minste de onderstaande onderdelen voorgeboord te worden: 

     KozijnBewegend deel
    DraairamenWelWel
    DraaivalramenWelNiet
    HefschuifpuienNietWel
    DeurenWelWel

    - de gatdiameter is de maximaal kerndiameter van de schroef;
    - voorboordiepte is minimaal de halve schroeflengte.

    Het voorboren van schroeven is niet noodzakelijk als aangetoond wordt dat een bepaalde schroef minimaal gelijkwaardig is. Voor wat betreft de treksterkte evenwijdig aan en loodrecht op de schroef, aan een voorgeboorde schroef zoals hierboven omschreven. 

    Schroeven voor de bevestiging van meerpuntssluitingen in vlakke houten buitendeuren dienen altijd voorgeboord te worden (zie brief SKH 02/5277 RW/ys).

    (C.)
    M.b.t. de bevestiging van veiligheidsbeslag: 

    - de gaten voor de bouten moeten worden voorgeboord. De gatdiameter is de diameter van de bout of conform goedgekeurd verwerkingsvoorschrift van fabrikant. Spaanplaatschroeven waarbij het voorboren, zoals omschreven in de publicatie 98-08, niet noodzakelijk is.

    De schroeven in het Hoenderdaal assortiment met het SKH-98-08 keurmerk
     

    - Dynaplus universeelschroeven Indoor PK PZ-drive
    - Dynaplus universeelschroeven Indoor PK TX-drive
    - Dynaplus universeelschroeven Outdoor PK TX-drive
    - Dynaplus beslagschroeven Indoor TX-drive
    - Dynaplus beslagschroeven Outdoor TX-drive

    Noot
    De acceptatie van de hierboven vermelde schroeven is geen vrijbrief om in geen enkele situatie meer voor te boren. Het onderstaande dient in acht te worden genomen:  

    - in de situaties waarin u in het verleden schroeven voorboorde, omdat dat, gezien de eigenschappen van de ondergrond noodzakelijk werd geacht, zult u in vergelijkbare ondergronden bij inbraakwerende gevelelementen eveneens moeten voorboren.
    - In de situaties waar u in het verleden niet voorboorde en dit in het kader van inbraakwerende houten gevelelementen noodzakelijk wordt geacht, kunt u het voorboren met de in bijlage 5 genoemde schroeven achterwege laten. (schrijven 01/5168 RW/ys d.d. 25 april 2001)

    Zweeds kwaliteitskeurmerk voor duurzaamheid
    RISE C4 keurmerk is een duurzaamheidskeurmerk voor het gebruik van schroeven in een buitenatmosfeer uitgegeven door het Zweedse RISE, research insitute of Sweden. RISE is een geaccrediteerd (door SWEDAC) laboratorium voor cyclische corrosietesten volgens ISO 11997-1, cyclus B, voor bepaling van corrosie met referentiepanelen volgens ISO 9226 en voor het meten van de laagdikte met microscoop volgens SS-EN ISO 1463. 

    Zoutsproeitesten
    De corrosiebestendige eigenschappen van behandeld stalen bevestigingsartikelen kun je meten door een klimaattest uit te voeren in een zogenaamde nevelkast. De meest voorkomende variant zijn zoutsproeitesten. Hier wordt de atmosferische corrosiebestendigheid van een stalen schroef getest. In zout water worden alle corrosieprocessen versneld, hoewel ook daarin zuurstof de oxidator is. Maar door de natrium- en de chloride ionen is het geleidingsvermogen in zout water veel hoger dan in zuiver water en is de kortsluitstroom van de corrosiecel ook veel hoger. Dit proces kan door gebruik van een zoutsproeitest nagebootst worden in laboratoria.  Er zijn hiervoor verschillende testmethodes die verschillende omgevingen nabootsen. In de meeste gevallen wordt er een agressief milieu gecreëerd in de nevelkast om een roestproces te versnellen. Zoutsproeitesten kunnen zowel in neutraal als zuur (azijn) milieu worden uitgevoerd.  

    De testmethode die wordt gebruikt om het C4 keurmerk te krijgen is de zogenaamde NORD-test NT MAT 003. Deze is ontwikkeld en wordt uitgevoerd door het Zweedse testinstituut SWEDAC in Stockholm. Om de corrosiebestendigheid van verschillende producten te kunnen vergelijken zijn er verschillende corrosiviteitsklasses bepaald: C1, C2, C3 en C4.  

    NORD-testmethode
    De NORD-testmethode is een cyclische klimaattest gebaseerd op een zoutneveltest. In deze klimaattest wordt de duurzaamheid van 40 referentieschroeven getest door deze in bepaalde cycli met zoutnevel te besproeien. Hiermee worden verschillende condities en weersomstandigheden van een zeer extreme buitenomgeving nagebootst. Cyclische corrosietesten zijn de zwaarste testen die worden uitgevoerd. Een cyclische test is een combinatie test van voorgaande normen en verwijzingen. De condities in het kabinet variëren gedurende gedefinieerde perioden. Deze klimaatwisselingen zorgen voor een extreem versnelde corrosie van de geteste objecten.
    De zoutsproeitest in de NORD-test wordt uitgevoerd volgens ISO 11997-1 Methode B. Het bepalen van de corrosiviteitsklasse van de schroef wordt getest door de blootstelling volgens ISO 9226. De meting van de laagdikte van de coating volgens SS-EN ISO 1463. Deze corrosietest kan alleen worden toegepast op behandeld staal omdat de aantasting door corrosie wordt gemeten door het wegvreten van de beschermingslaag; te meten door middel van laagdiktemetingen. 

    Één testcyclus komt overeen met 7 dagen en bestaat uit:
    24 uur zout volgens de norm ISO 9227 NSS;
    - 96 uur condensatie volgens de norm DIN 50017 KFW (8uur op 100% RH en 40°C, gevolgd door 16 uur bij 75% RV en 23°C);
    - 48 uur conditionering bij 23 °C en 50% RV. 

    Vereisten voor verschillende corrosiviteitsklassen volgens ISO 11997-1 cyclus B, op basis van een technische levensduur van 15 jaar. 

    Corrosiviteitsklasse

    Testtijd in cycli 

    C1 

    ≤ 0,6 - < 1,6 

    C2 

    ≤  1,6 - < 4,1 

    C3 

    ≤ 4,1 - < 8,9 

    C4 

    ≤ 8,9 


    Onze Dynaplus® AR-coating schroeven voldoen aan de kwaliteitseisen van de hoogste corrosiviteitsklasse C4 en is hiermee de enige schroef in de Benelux. In de test betekent dit dat onze schroeven de zoutsproeitest doorstaan hebben met een testtijd van meer dan 9 cycli (weken). De schroeven overschrijden hiermee ruimschoots de gestelde norm voor de hoogste corrosiviteitsklasse C4. 

    Laagdiktemetingen
    Naast dat de corrosiebestendigheid in de zoutsproeitest wordt gemeten worden er laagdiktemetingen uitgevoerd en worden deze meetresultaten vastgelegd in een testrapport. Per test worden er 20 referentieschroeven gecontroleerd volgens SS-EN ISO 1463. Er wordt hiervoor een deel van de schroefkop ingesneden en ingebed in koudhardende epoxy. Na het slijpen en polijsten van de testobjecten werden de lagen gemeten met een microscoop en vastgelegd in het testrapport. Deze laagdiktemetingen moeten jaarlijks worden uitgevoerd om de kwaliteit te bewaken.

    4.2 Klusadvies

    Voor het bepalen van de juiste lengte van je schroef kunt u de volgende vuistregel gebruiken:

    Neem voor de lengte van de schroef ongeveer 2,5x de dikte van het hetgeen dat je vast wilt schroeven. Bevestig dus bijvoorbeeld een houten regel van 18mm dik met een schroef van 40/50 mm lang. Hoe langer de schroef, hoe steviger de verbinding. De schroef zit immers dieper in het hout en heeft meer schroefdraad om zich in het hout mee vast te zetten. De uittrekwaarde is dus steeds hoger naar mate de schroef langer is. Let hierbij wel op bij deeldraadschroeven; daarvan is de schroefdraad niet over de gehele lengte van de schroef en wordt de uittrekwaarde bepaalde door de lengte van de schroefdraad.

    Hoe dikker de schroef, hoe sterker. En die sterkte loopt behoorlijk op per diameter. Zo is een 6,0mm schroef 3x zo sterk dan een 4,0mm dikke schroef. Hieronder vind je een tabelletje van de breekwaardes (sterktes) van onze Dynaplus schroeven per diameter.

    Diameter3,03,54,04,55,06,08,0
    Breekwaarde2,13,24,25,57,312,521,0

    Daarnaast betekent ook: hoe dikker de schroef, des te hoger de uittrekwaarde van de schroef. De uittrekwaarde is tevens bepaald door de lengt. Hoe meer omwentelingen/schroefdraad in het hout, hoe steviger hij vast zit en dus een hogere uittrekwaarde heeft. De juiste diameter te bepalen hangt dus af van verschillende factoren en er is niet echt een vuistregel voor. Hoe dikker de schroef is die je neemt, hoe groter de kans ook op splijten van het hout. Je brengt immers meer staal in het hout. Daarnaast kan prijs een onderdeel van de afweging zijn. Een dikkere schroef bevat meer staal en is duurder. De kopdiameter van een platkop spaanplaat- of unischroef is altijd 2x de diameter van de schroefdraad. Dit betekent dat een 4,0 mm dikke schroef een 8,0 mm kopdiameter heeft.

    Formule
    De gemiddelde uittreksterkte bepaald zoals onderstaande testmethode en berekend overeenkomstig onderstaande berekening: ft,h = F t,u / dnom x lhec 

    ft,h  =  De gemiddelde uittreksterke (N/mm2)
    F t,u  =  De gemiddelde uittrekweerstand (N)
    Dnom = De uitwendige steelmiddellijn van de schroef (mm)
    Lhec =  De hechtlengste van de schroef (mm) 

    Trekproef
    De uittreksterkte van de schroeven dient te worden bepaald op basis van NEN 6762 waarbij rekening gehouden dient te worden met de in deze paragraaf vemelde aanvulling.  
    De gemiddelde uittreksterke wordt evenwijdig aan de schroef bepaald. 10 schroeven worden volgens onderstaande tekening tot minimaal 8dnom en maximaal 20dnom in het tangentiale en radiale vlak van het hout ingedraaid, 5 schroeven per vlak. 

     

     

     

    Iedere schroef wordt uitgetrokken met een snelheid van 2 mm /min. In het verslag van de beproeving dient het volgende te worden vermeld: 

    - Schroeftype
    - Aantal geteste schroeven
    - Volumieke massa en vochtgehalte van het hout
    - Nominale diameter van de schroef (dnom)
    - Hechtlengte van de schroef in het hout (lhec)
    - Bijzonderheden 

    Er zijn verschillende aandrijvingen op verschillende schroeven en maten. Het is belangrijk om altijd het juiste bitje voor de schroef te gebruiken. In het assortiment van Dynaplus hebben we alleen schroeven met pozi- en met TX-aandrijving. Een 32-delige bitset vind je hier. Schroeven met een TX-aandrijving hebben meer grip door de optimale krachtoverbrenging op de schroef. Hierdoor kun je gemakkelijker inschroeven. 

     

    Hieronder vind je een overzicht van de verschillende schroeven en diameters met de bijbehorende bitmaten in Dynaplus universeelschroeven: 

     

    Voor het maken van een muurbevestiging met een schroef heb je een plug nodig. Bij elke maat plug hoort een andere maat schroef. Het is belangrijk om de juiste diameter van de schroef te gebruiken om de plug goed te laten spreiden. Hiermee maak je een stevige verbinding in de muur. Een schroef mag niet teveel voorborende werking hebben, want dan spreidt de plug niet goed meer. Onze Dynaplus universeelschroeven hebben een speciale boorpunt om voor te boren in het hout en functioneert ook uitstekend in plastic en nylon pluggen. 

     

     

    Voorbeeldsituatie 

    • Vlonder/terras: 2,5 x 3 meter 
    • Breedte van de planken: 145mm 
    • Vlonderplanken: 20 stuks 
    • Regels/balken: 7 x 2,5 meter 
    • Dynaplus vlonderschroeven: 238 stuks 
    • Dynaplus rubberen pads: 21 stuks 
    • Dynaplus rubberen t-stukjes: 126 stuks 

    Benodigdheden per vierkante meter

    • +/- 30 Dynaplus vlonderschroeven 
    • +/- 3 Dynaplus rubberen pads 
    • +/- 15  Dynaplus rubberen t-stukjes 

    Overige benodigdheden

    • Vlonderplanken 
    • Hardhouten balken 
    • Betontegels 30x30 
    • Anti-worteldoek 
    • Stabilisatiezand 
    • Gereedschap 


    Stap 1: Maak een houten regelwerk
    Alvorens je het regelwerk kunt plaatsen moet je de ondergrond waar je de vlonder wil gaan bouwen goed vlak maken. Doe dit met een laag stabilisatiegrond van ongeveer 20 centimeter. Hier kan je het houten regelwerk op gaan bouwen. Met behulp van betonnen stoeptegels creëer je een groter draagvlak voor de hardhouten balken. Leg tussen de hardhouten balken en de stoeptegel altijd een rubberen pad. Dit voorkomt rotten van het hout en zorgt voor een stabiel framewerk. 

    TIP: zorg voor een afloop van 1 cm per m2 voor een goede afwatering. 

    • Meten = weten 
    • Maximale afstand tussen de balken: 0,5 meter 
    • Maximale afstand tussen de tegels: 1 meter 


    Stap 2: Vlonderplanken bevestigen
    Plaats op en tussen iedere balk, en onder iedere vlonderplank, een Dynaplus rubberen t-stukje. Het rubberen t-stukje creëert een luchtlaag tussen de plank en het regelwerk. Dit voorkomt rotten van het hout en zorgt ervoor dat de vlonderplanken kunnen blijven ‘werken’. Daarnaast reduceren de t-stukjes het contactgeluid van de planken zodat je een stil en stabiel terras krijgt.  

    Schroef dan elke vlonderplank vast op elke houten onderbalk met twee Dynaplus vlonderschroeven. Voorboren is in de meeste gevallen niet nodig.  

    Afbeeldingsresultaat voor hout vlonder maken dynaplus"

    Keuze houtsoort
    Voor het maken van een duurzame houten schutting of gevelbekleding begin je met de keuze van de houtsoort. Er zijn veel verschillende houtsoorten voor het maken van houten gevelbekleding of schuttingen. De meest voorkomende houtsoorten zijn; vuren, grenen, lariks, douglas, meranti, padouk, Louro Preto, western red cedar, geïmpregneerd of gewolmaniseerd vuren tuinhout, thermohout of Accoya. De kwaliteit van de gekozen houtsoort is erg belangrijk voor een mooi en duurzaam resultaat. Gebruik bij voorkeur hout met een vochtpercentage van 18% (+/- 2%). Gebruik voor hout dat je nog gaat schilderen of lakken hout met duurzaamheidklasse 1-2 en als je de houten planken onbehandeld wil laten kies dan hout in de duurzaamheidklasse 3 of hoger. Let op bij natuurgedroogd hout. Als de planken worden gemonteerd op een plek waar deze niet nat kunnen worden zullen ze gaan krimpen. Wanneer natuurgedroogde houten planken blootgesteld worden aan de weersomstandigheden (en dus wel nat kan worden) moet je de planken zodanig monteren dat het hout ook weer kan uitzetten. 

    Naast de keuze voor de houtsoort heb je in gevelplanken veel verschillende soorten houtprofielen. Deze gevelprofielen zijn vaak ook nog verkrijgbaar in geschaafd en ruw. Een ruw oppervlak zal minder snel vergrijzen, maar is daarentegen wel lastiger te verven/bewerken dan geschaafd hout. De profielen die je het meeste tegenkomt zijn: rechthoekige deel (plank), schaaldeel, vellingschroot, rhombus profiel, rabatdelen (Zweeds rabat, halfhouts rabat), bevelsiding, channelsiding, en blokprofiel. Een schaaldeel is niet getekend, dat is een plank waar de schors van de boom nog aan zit en deze worden gemonteerd door deze te potdekselen. Een blokprofiel is niet te verwarren met een blokhutprofiel. Dat is een soort schroot met messing en groef, maar dan dikker. 

    cid:image007.jpg@01D3E175.E1F59E30 

    Voor het maken van een gevelaankleding of schutting met houten planken kun je het beste met zijn tweeën werken. Geveldelen worden op houten latten bevestigd; het regelwerk en schuttingplanken bevestig je op de palen. De latten van het regelwerk moeten voldoende dik en breed zijn, en lang meegaan. De dikte van de latten bepaalt de diepte van de spouw tussen de achterconstructie en de geveldelen en deze moet voor een goede ventilatie minimaal 20 mm zijn. Vocht achter de geveldelen moet via de spouw goed afgevoerd kunnen worden. Ophoping van vocht kan leiden tot houtrot. Zorg ook voor een kopse afwerking; dat vermindert de kans op scheurvorming en inwatering in de rabatdelen. De maximale afstand tussen de palen of het regelwerk is afhankelijk van het soort planken of de gekozen houtsoort die je gebruikt, maar is in ieder geval nooit meer dan 200 cm. Voor het maken van regelwerk wordt 50 of 60 cm als standaard tussenafstand gebruikt. Als je bij het maken van een brede schutting een tussenruimte van 200 cm hebt moet het midden van de planken voorzien van extra regelwerk om de planken goed op hun plaats te houden. Bij de montage van rabatplanken, bevelsidings of potdekselplanken moet de overlap tussen de planken minimaal 25 mm zijn voor een goede afwatering. 

    Begin met het potdekselen aan de onderkant om hetzelfde potdekseleffect te krijgen (en de plank niet plat te monteren op de palen). Je kunt eerst een houten lat op de palen bevestigen. Hierdoor komt de onderste plank op dezelfde manier schuin op de palen. Zorg ervoor dat het hart van het hout naar buiten gericht is. De binnenkant van het hout is harder en planken hebben de neiging om krom te gaan staan naar het hart van het hout. Onbehandeld hout met een duurzaamheidklasse 1 of 2 dient na de montage behandeld te worden. Als je de planken nadien wil gaan schilderen kun je de achterzijde schilderen voordat je ze gaat monteren.  

    Om rekening mee te houden..
    Hout werkt en dat wil zeggen dat het onder invloed van vocht kan zwellen en door zonnewarmte kan krimpen. Het hout moet dus voldoende ruimte hebben om te kunnen zwellen en krimpen. Zorg daarom in de breedterichting van de planken voor een minimale expansieruimte van 3% van de netto breedtemaat van de plank. En zorg bij de kopse kant van de plank voor 7-10 mm tussenruimte. Voor een duurzame constructie, en om houtrot te voorkomen, moet aan de onderzijde van de gevel of schutting ruimte worden gehouden tussen de grond (maaiveld) en de onderkant van de houten delen. Hou bij voorkeur een afstand van minimaal 30 cm aan boven het maaiveld. Het hout blijft zo vrij van opspattend vocht door regen en blijft langer mooi en gaat langer mee. Je kunt dit bijvoorbeeld doen door onderlangs een betonband te plaatsen.  

    Schroefkeuze
    Gebruik schroeven die roestbestendig zijn, dus RVS of onze AR-coating schroeven. De aanwezige zuren in hout veroorzaken versnelde corrosie bij ijzerhoudende metalen waarmee het hout in aanraking komt. Deze looistoffen kunnen dan in reactie komen met ijzerhoudende metalen zoals verzinkte schroeven, welke zwarte strepen geven op je planken. De ene houtsoort heeft een hogere zuurgraad dan de andere. Zo zijn douglas eiken en red cedar houtsoorten met een hoge zuurgraad.

    Voor het bepalen van de lengte van de schroef geldt een simpele stelregel: neem minimaal twee keer de lengte van het deel hout wat je gaat bevestigen. Is je potdekselplank 30mm dik, neem dan een schroef van 60 mm lang. Langere schroeven kunnen geen kwaad. Voor het bepalen van de diameter is geen stelregel, maar over het algemeen worden er schroeven van 4,0 4,5 of 5,0 mm diameter gebruikt voor de montage van gevelplanken. Let op dat RVS schroeven erg zacht zijn en snel afbreken. De gecoate Dynaplus schroeven zijn tot wel twee keer zo sterk waardoor het afbreken van de schroeven tijdens het indraaien wordt voorkomen. Een deeldraadschroef werkt beter dan een voldraadschroef, omdat deze door het lange borstgedeelte zonder draad, een beter aantrekeffect heeft van het houten deel.  

    Zorg ervoor, zeker bij de bevestiging van reeds afgewerkte houten delen, dat de schroefkop op het oppervlak blijft liggen en dus niet ingedreven wordt. Daarmee wordt beschadiging van de verflaag en kans op inwatering voorkomen. Je kunt hiervoor dus beter schroeven met een cilinderkop gebruiken. Ook voor onbehandeld hout is het dus beter om een cilinderkop schroef te gebruiken die dus op het hout blijft liggen. De schroefkop vormt anders een wig en kan het hout alsnog splijten wanneer het hout gaat werken. Om dit te voorkomen kun je met een verzinkboor alle schroefgaten in de planken voorboren. Blijf met de schroeven altijd minimaal 20 mm uit de rand van de plank. De Dynaplus unischroeven hebben een speciale boorpunt waardoor je in de meeste houtsoorten zonder voorboren kunt werken. Harde houtsoorten en verduurzaamd hout kunnen het beste voorgeboord worden om beschadiging van de AR-coating tijdens het inschroeven zoveel mogelijk te voorkomen.  

    Hoe of waar monteer je de schroeven op de planken?  

    Per montagepunt wordt per plank één schroef aangebracht, als volgt:

    • Rabatdelen: 25 mm uit de onderzijde; 
    • Potdekselwerk: 30 mm uit de onderzijde; 
    • Bbevel siding: 30 mm uit de onderzijde; 
    • Zweeds rabat: 45 mm uit de onderzijde; 
    • Schroten: 25 mm uit de kant; 
    • Opdekwerk: bij smalle opdekstroken: in het midden van het deel; 
    • Bij opdek met gelijke delen: 25 mm uit de kant van het deel; 
    • Channel siding: 25 mm uit de kant; 
    • Open gevelbekleding: in het midden van het deel. 

    Om stevige constructies van hout te maken heb je grote schroeven nodig. Voorheen werd er voor het maken van houtconstructies veel gebruik gemaakt van slotbouten of houtdraadbouten. Het voorbereiden en voorboren hiervan vergt veel tijd en is een precies klusje. Een andere methode voor het verbinden van balken en andere houtconstructies is door gebruik van houtverbinders, hoekverbindingen of balkdragers. Echter geeft dit optisch gezien geen mooi resultaat omdat deze stalen verbindingen altijd in het zicht blijven. 

    Een mooie oplossing voor het verbinden van de dragende balken, en andere dragende houtconstructies, is het gebruik van een grote constructieschroeven met een zogenaamde tellerkop. Van origine werden deze schroeven veel gebruikt in de houtskeletbouw van huizen. In Nederland en België wordt er doorgaans weinig met houtskeletbouw gebouwd, maar in andere landen in Europa zoals Duitsland wordt dit veel gedaan. Inmiddels is deze soort schroef naar Nederland ‘overgewaaid’ en worden ze veel gebruikt als alternatief op houtverbinders en/of houtdraadbouten. 

    De Dynaplus houtbouwschroeven zijn beschikbaar vanaf de maat 4.0 x 40 mm en leverbaar tot en met 10.0 x 500 mm. Door de grote tellerkop hebben deze schroeven een groot draagvlak en klembereik. Ze zijn een beter alternatief voor de ouderwetse houtdraadbout: sterker, hogere uittrekwaarde en veel gebruiksvriendelijker door gemakkelijk inschroeven met een (accu)schroefmachine. 

    Door de optimale krachtoverbrenging van de TX-aandrijving heb je veel grip de schroef. Hierdoor kun je gemakkelijker inschroeven. Er wordt gratis een bijpassend Torx-30 of Torx-40 bitje in de verpakking meegeleverd. 

    De Dynaplus vloerschroeven zijn speciaal ontwikkeld voor het leggen van massief houten vloeren zoals bijvoorbeeld eiken. Je kunt deze schroeven moeiteloos in het 'mes' van massief houten planken schroeven zonder dat het hout splijt. De schroeven hebben een speciale kleine platkop met freesribben voor optimale verzinking in het hout, zodat je gemakkelijk de volgende plank kunt aanleggen. 

    MDF is een mooi plaatmateriaal om meubels van te maken. Echter, het probleem van MDF is dat de toplaag op de boven- en onderkant van de plaat heel hard is, maar dat de zijkanten van de plaat zeer gevoelig is voor splijten wanneer er bijvoorbeeld een schroef wordt ingedraaid. Dit komt door de gelaagde structuur van het materiaal. Als het MDF splijt vervormt het materiaal en verzwakt het de verbinding.  

    De Dynaplus MDF-schroeven kun je zonder voorboren inschroeven. Zelfs in de kopse kant van het MDF-plaatmateriaal, zonder dat het materiaal splijt. Deze schroeven (met speciale boorpunt) zijn specifiek ontwikkeld voor het gebruik in plaatmateriaal. Naast de boorpunt hebben de schroeven een speciale, kleine platkop met freesribben die voor een mooie verzinking zorgt. Ook voor andere plaatmaterialen die gevoelig zijn voor splijten, zoals multiplex of spaanplaat, biedt deze schroef een uitkomst. 

     

     

    In Nederland wordt tropisch hardhout zoals ‘Bankirai’ en ‘Azobé’, of Europees hardhout zoals eiken in veel tuinen gebruikt. Hardhout heeft doorgaans weinig onderhoud nodig en heeft een lange levensduur. Vanwege de duurzaamheid wordt hardhout vrijwel altijd buiten gebruikt. In een buiten atmosfeer adviseren wij voor een duurzaam resultaat om bevestigingsmiddelen te gebruiken met een goede corrosiebestendigheid. Voorheen was hiervoor het gebruik van roestvaststaal het advies. Echter is RVS van zichzelf een erg zacht materiaal. Om RVS schroeven te verwerken in (hard)hout moet je dus altijd eerst voorboren, anders breken de schroeven af tijdens het indraaien. 

    De buitenschroeven met AR-coating van Dynaplus zijn gemaakt van gehard staal en zijn hierdoor maar liefst twee maal zo sterk als de RVS schroeven. Nooit meer schroeven die afbreken tijdens het indraaien. Door de speciale boorpunt aan de schroef is deze in de meeste gevallen zonder voorboren te verwerken in diverse soorten hardhout. Toch blijft voorboren vaak wel noodzakelijk om het mooiste resultaat te krijgen.  

    4.3 Coatings

    Bij het maken van de juiste keuze voor het bevestigingsmateriaal in een bepaalde toepassing gaat het niet alleen om de zichtbaar rode roest (esthetisch). Het gaat ook om de duurzaamheid van de constructie op de lange termijn. Om tot een juiste keuze te komen spelen drie externe factoren een grote rol: 

    1. De omgeving - atmosfeer waarin de schroef verwerkt wordt;
    2. De toepassing - de constructie maar ook het materiaal of de houtsoort; 
    3. De verwerking - de montage/verwerking van de schroef.

    Voor een duurzame verwerking van gecoate schroeven moet er extra gelet worden op het verwerken. Wanneer de schroef namelijk verkeerd toegepast wordt is er over de roestwerendheid van de coating in de praktijk niet veel meer te zeggen. Dit risico is bij RVS schroeven minder groot aangezien het door-en-door van hetzelfde roestwerende materiaal gemaakt is.  

    Echter is de verwerking van RVS schroeven vaak lastig omdat deze schroeven niet na te harden zijn. Je moet eigenlijk altijd voorboren en dan nog is de kans op afbreken erg groot. De breekwaarde van onze gehard stalen Dynaplus schroeven is ongeveer twee maal zo hoog als die van RVS A2 of RVS A4 schroeven. Een uitzondering in RVS zijn schroeven van RVS 410. Deze bevatten geen nikkel en kunnen hierdoor (net als koolstofstalen schroeven) gehard worden. Echter, omdat er geen nikkel in zit is deze RVS soort veel minder corrosiebestendig dan RVS A2. 

    Nikkel maakt de RVS schroeven dus roestbestendig, maar het maakt ze ook kostbaar. In vrijwel alle normale hout-op-hout buitentoepassingen in de Benelux zijn onze Dynaplus AR-coating schroeven dan ook een goedkoper, gebruiksvriendelijker en beter alternatief op RVS schroeven.

    De corrosiebestendigheid van de AR-coating en RVS is lastig met elkaar te vergelijken, omdat je met twee verschillende systemen te maken hebt, namelijk: door-en-door corrosiewerend materiaal van RVS en een corrosiebestendige oppervlaktebehandeling bij onze gecoate schroeven. 

     

    Om de corrosiebestendigheid van een stalen product met corrosiewerende oppervlaktebehandeling te meten kun je een zogenaamde zoutsproeitest uitvoeren (zie kennisbank over de zoutsproeitesten). Een zoutsproeitest is echter eigenlijk alleen bedoeld voor het meten van de corrosiebestendigheid van producten van staal met een oppervlaktebehandeling.

     

    Een veelgebruikte beoordelingsmethode is het meten van de corrosiebestendigheid van het product in de zoutsproeikast is door het meten van het materiaalverlies van de oppervlaktebehandeling, uiteraard na een bepaalde periode van zoutsproeinevel. Deze beoordelingsmethodiek is dus niet mogelijk bij RVS producten, omdat dit door-en-door van hetzelfde materiaal gemaakt is en er vrijwel geen materiaalverlies meetbaar is. Bij RVS wordt de corrosiebestendigheid bepaald door de kwaliteit van de legering zelf. Er is dus lastig een vergelijk te maken in de corrosiebestendigheid tussen een RVS schroef en onze stalen schroeven met AR-coating.  

     

    Een andere toegepaste beoordelingsmethodiek voor het bepalen van de corrosiebestendigheid in een zoetsproeitest is het visueel beoordelen van de zichtbaar rode roestvorming op het product na een bepaalde tijd. Het corrosieproces van zink start met zogenaamde witte roest, daarna volgt het corrosieproces van het metaal en dat uit zich in rode roest. Door een visuele controle wordt de hoeveelheid rode roest in procenten nauwkeurig uitgedrukt over het totale oppervlakte van de schroef.  

     

    Het resultaat van de zoutsproeitest kan door de beoordelaar worden uitgedrukt in een aantal uren dat de schroef dit agressieve klimaat van zout heeft doorstaan tot aan het moment van zichtbare roest. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen witte roest en rode roest. Sommige metalen starten het corrosieproces namelijk met witte roest. Er kan in een overzicht worden bijgehouden hoeveel % van het object, de schroef, zichtbaar witte of rode roest bevat. Om de corrosiebestendigheid van de AR-coating aan te geven kun je een vergelijk maken tussen verschillende oppervlaktebehandelingen.  

    • Een verzinkte schroef met een oppervlaktebehandeling van >5 Mu elektronisch aangebrachte zink geeft na zo’n 24 uur zichtbaar rode roestvorming in de zoutsproeitest volgens ISO 9227.
    • Een thermisch verzinkte bout met >30 Mu zink houdt het ongeveer 500 uur uit zonder rode roestvorming.  
    • RVS 410, een speciale RVS soort zonder toevoeging van nikkel, begint na 700 uur rood te roesten. 
    • Een RVS A2 schroef (AISI 304) geeft rond de 1000 uur zoutsproeitest de eerste rode roestvlekken.  
    • Een schroef van RVS A4 (AISI 316) krijgt rond de 1500 uur de eerste roestvlekken.  
    • Onze gecoate Dynaplus schroeven doorstaan allemaal minimaal 1500 uur zonder zichtbaar rode roest in de reguliere zoutspoeitest.

    Beschadiging voorkomen
    Voor gecoate bevestigingsmaterialen is een goede behandeling nadat ze de fabriek verlaten hebben essentieel. Een goede opslag, juiste verwerking op de bouw en het voorkomen van beschadigingen zijn belangrijke zaken voor de levensduur van het product. 

    Dikte van de coating
    De diktebeheersing van de bedekkingslagen in de fabriek, van zowel de basis elektrolytische zinklaag als de organische coating (topcoat), moet bijzonder hoog zijn. Hoe beter en egaler de coating verdeeld hoe beter de corrosiebestendigheid.

    Kwaliteit van de coating
    Hoe hoogwaardiger de organische coatinglaag zelf, hoe groter de levensduurverwachting. Een duurzaam beschermingssysteem op een schroef is bestand in zowel zure- als basische omgevingen. De corrosiebestendigheid van een coating kun je testen door het uitvoeren van een Kesternich test voor zure- en een reguliere zoutsproeitest voor een basische omgeving. Onze Dynaplus® AR-coating is zowel in zure- als in basische atmosferen goed bestand. Dit is bijvoorbeeld voor zinc-flake coatings als Dacromet® heel anders.

    Hechting
    De hechting tussen de verschillende, aangebrachte lagen in de oppervlaktebehandeling is heel belangrijk bij bevestigingsmiddelen. Met name om de aangebrachte coating niet te beschadigen tijdens het gebruik. Bij onze gecoate Dynaplus® schroeven brengen we een speciale primerlaag aan tussen de elektrolytische zinklaag en de coating. Daarnaast is door het ontwerp van onze schroeven, en de toevoeging van smeermiddelen aan de coating, een zeer lichte indraaiweerstand gegarandeerd. Dit zorgt ervoor dat de wrijving, en daarmee de kans op beschadiging van de coating, wordt geminimaliseerd. Als je in harde houtsoorten wilt schroeven is voorboren noodzakelijk om de wrijving tijdens het indraaien te verminderden. Ook is het belangrijk dat de coating slagvast is waardoor de coating in de bit-indruk van de schroef zo min mogelijk beschadigd wordt tijdens het inschroeven.

    Van nature aanwezige zuren in houtsoorten kunnen een rol spelen in de aantasting van het bevestigingsmateriaal. Dit kan bijvoorbeeld lelijke vlekken op het hout geven. Onze gecoate Dynaplus schroeven zijn zeer goed corrosie- en zuurbestendig en zijn hierdoor (in theorie) heel goed bestand tegen deze looizuren en tannines die bijvoorbeeld zitten in Red Cedar, eiken- of Douglashout.  
    In de praktijk is het belangrijk om de coating goed te beschermen tegen beschadiging tijdens het verwerken. Zo speelt de toepassing van de schroef een belangrijke rol in de duurzaamheid in zure houtsoorten. De coating moet zo min mogelijk beschadigd worden tijdens het gebruik. Daarvoor adviseren wij in harde(re) houtsoorten eerst voor te boren om te voorkomen dat de coating op de schroefdraad en bij de aandrijving zo min mogelijk beschadigd. Lees ook de uitleg: "Waar moet ik op letten bij het toepassen van gecoate schroeven in een buitenatmosfeer? en "Zwarte vlekken in het hout?". 

    Metalen oxideren onder invloed van zuurstof, koolzuurgas en andere gassen in de lucht en in aanwezigheid van water. Over het algemeen vormen deze oxidatieproducten een beschermende laag die het metaal behoedt tegen verdere intensieve corrosie, zoals bijvoorbeeld bij zink, koper, aluminium en staal. De corrosiesnelheid wordt in grote mate bepaald door de vermenging van zuurstof door deze beschermende laag. Metalen kunnen beschermd worden tegen corrosie door het omhullen met andere, minder of niet-corroderende metalen. Voorbeelden: de galvanisatie van staal met zink (verzinkte schroeven) of bijvoorbeeld met onze duurzame Dynaplus AR-coating.

    De aanwezige zuren in hout veroorzaken versnelde corrosie bij ijzerhoudende metalen waarmee het hout in aanraking komt. Hierdoor kunnen verscheidene soorten metalen verbindingselementen verzwakken. De zure inhoudsstoffen van hout (chemisch zwakke zuren) kunnen corrosie van metalen veroorzaken of versnellen door het oplossen van de beschermende oxidatieproducten, waardoor het metaal verder aangetast kan worden. De graad van corrosiviteit verschilt per houtsoort en per metaal. Exacte gegevens hierover zijn niet bekend.  

    Veel houtsoorten bevatten van nature een lage zuurtegraad. De eventuele vorming van zwakke zuren in hout kan verschillende oorzaken hebben. Van nature zijn bepaalde organische zuren aanwezig in het hout zoals bijvoorbeeld looizuren of azijnzuur, gevormd door hydrolyse van hemicellulose of koolhydraten in het algemeen. Deze kunnen door contact met water (hemelwater, condenswater) in al dan niet hoge concentraties of als zure zouten uitspoelen, en op die manier in contact komen met metalen. Door de fotochemische afbraak van hout ontstaan wateroplosbare oxidatieproducten met (meestal) een zuur karakter. De zuurtegraad van oplossingen wordt onder andere weergegeven door de pH-waarde. Hieronder vind je een rangschikking volgens stijgend zuurgehalte (hoe lager de pH-waarde hoe zuurder). 

    Houtsoort 

    Zuurtegraad (pH) 

    Niet of weinig zure houtsoorten 

    Essen 

    6 

    Beuken 

    5,5 

    Grenen 

    4,5 tot 5 

    Frans grenen 

    Dennen 

    Vuren 

    Populier 

    Zure houtsoorten 

    Eiken 

    3 tot 4 

    Kastanje 

    Douglas 

    Western Red Cedar 

    2,5 tot 3 

     

    Voor houtsoorten met een pH-waarde lager dan 5 raden wij aan geen verzinkte bevestigingsmaterialen in direct contact met het hout toe te passen. Onze Dynaplus AR-coating schroeven zijn bijvoorbeeld wel goed geschikt voor deze houtsoorten en hebben bewezen goed bestendig te zijn tegen deze zuren in hout. Voorboren is hierbij van belang om wrijving en daarmee eventuele beschadigingen aan de coating tijdens het indraaien van de schroef te voorkomen.  

    Hoewel de meting van de pH-waarde weliswaar de zuurproductie aantoont, zegt het heel weinig over het corrosief vermogen van deze zuren ten aanzien van metalen. Zo is lood bijvoorbeeld zeer goed bestand tegen zwavelzuur, zelfs in hoge concentraties, ondanks de zeer lage pH-waarde van deze oplossingen. Anderzijds is het zo dat voor zwak gebufferde milieus zoals regenwater, een zeer kleine hoeveelheid zuur volstaat om sterke schommelingen van de pH teweeg te brengen, zonder tot een sterke corrosiviteit te leiden. Bovendien houden deze gegevens ook geen rekening met bepaalde dynamische gegevens, zoals het verloop van de zuurproductie in de tijd en de invloed op de corrosiviteit tijdens de gebruiksduur van het hout.  

    Accoya® is een merknaam van Accys Group voor hun gemodificeerde hout dat door middel van een gepatenteerd acetylatieproces is verduurzaamd. Dit proces kan op verschillende houtsoorten worden toegepast. Accoya® hout gaat volgens Accys gegarandeerd mee voor 50 jaar boven de grond en 25 jaar in grond of zoetwater. Accoya® hout wordt toegepast in gevelbekleding, houten dekdelen, oeverbeschoeiing en houtbouw. 

    Voor het bevestigen van duurzaam gemodificeerd Accoya®-hout wordt door Accoya® RVS of gecoat bevestigingsmateriaal geadviseerd. Er wordt in richtlijn van de fabrikant aanbevolen om, daar waar mogelijk, roestvast staal te gebruiken dat voldoet aan de kwaliteit A2 of A4 volgens EN 10088-1 of AISI type 304 of 316. Indien het gebruik van roestvast staal niet mogelijk is, wordt aangeraden om hang-, sluit- en bevestigingsmaterialen te gebruiken die geschikt zijn voor klimaatscheidende- of buitentoepassingen.  
    Wanneer er gecoate schroeven gebruikt worden, wordt voorboren geadviseerd om zo schade aan de coating te voorkomen. Accoya® en ook Weekamp deuren hebben in het verleden zelf testen uitgevoerd met onze AR-coating schroeven. Beide instanties zijn erg positief over de testresultaten, maar toch blijven deze partijen terughoudend over het advies in de praktijk. Dit komt omdat er nogal wat randvoorwaarden zijn bij de toepassing van gecoate schroeven. Voor ons als fabrikant van Dynaplus® geldt dan ook dat wij geen harde garanties kunnen afgeven voor de duurzaamheid van de toepassing van onze schroeven in Accoya® hout. Wel zijn er zijn de afgelopen jaren al verschillende grote projecten gerealiseerd met onze gecoate Dynaplus® schroeven, toegepast op Accoya® hout, zonder roestvorming en of andere problemen.

    De AR-coating op onze buitenschroeven heeft een zeer goede chemische bestendigheid en zijn in de praktijk goed bestand gebleken tegen ammoniakzuren die aanwezig zijn in stalomgevingen. Echter kunnen wij over de duurzaamheid van de gecoate schroeven in dit bijzonder agressieve klimaat niets garanderen. We verkopen onze gecoate schroef al geruime tijd op de Nederlandse markt en er zijn de afgelopen jaren heel veel stallenbouwers op de Veluwe die onze schroeven met veel plezier hebben verwerkt in hout schotten en aftimmering in zowel koeien- als varkensstallen.  

    Lees ook: "Waar moet ik op letten bij het toepassen van gecoate schroeven?"  

    Door een aantal ernstige incidenten in zwembaden in Nederland is de aandacht voor ophangconstructies en bevestigingsmaterialen in overdekte zwembaden sterk toegenomen. De oorzaak van deze ongevallen bleek te liggen in de corrosie van RVS plafondhangers en bevestigingsmaterialen. Er is gebleken dat de standaard gebruikte austenitische roestvaststaal soorten AISI 304 (A2) en AISI 316 (A4) gevoelig zijn voor scheurvormende spanningscorrosie. In het verleden werd ervan uitgegaan dat RVS hiertegen bestand zou zijn, waardoor RVS op grote schaal in zwembaden is toegepast. Echter door enkele ernstige incidenten en nader onderzoek is gebleken dat RVS niet bestand is tegen de atmosfeer in zwembaden. Het grote gevaar van spanningscorrosie in bevestigingsmaterialen is dat deze meestal niet zichtbaar is van de buitenkant, waardoor constructies `ineens’ kunnen bezwijken. In een Inspectiesignaal van het (toenmalige) ministerie van VROM* staat letterlijk: “Standaard RVS-legeringen zijn volstrekt ongeschikt voor gebruik in dragende constructies boven het bassin in overdekte zwembaden”. 

    Scheurvormende spanningscorrosie wordt veroorzaakt door de combinatie van hoge luchtvochtigheid, chloordampen en de hoge temperaturen in overdekte zwembaden: 

    1. Aanwezigheid van chloride in het water. Dit hoeft maar heel weinig te zijn, leidingwater met 50 mg/liter bevat al genoeg chloride.
    2. Een temperatuur hoger dan 50-60 graden Celsius.
    3. Aanwezigheid van trekspanningen in het onderdeel. Deze spanningen kunnen ook spanningen ten gevolge van 'koude deformatie' zijn. Zoals bijvoorbeeld bij de vorming van bevestigingsartikelen het geval is. 

    Het tweede punt is echter onlangs ter discussie gesteld. Er is gebleken dat in binnenzwembaden reeds spanningscorrosie kan optreden bij temperaturen die veel lager liggen dan 50-60 graden Celsius. In Steenwijk is in 2001 een heel plafond ingestort ten gevolge van scheurvormende spanningscorrosie in roestvaststalen bevestigingsmiddelen. Het probleem zit hem in de dragende delen zoals bevestigingsmiddelen, hangers voor plafonds en dergelijke. Bevestigingsmiddelen zijn onder andere bouten, moeren, draadeinden, inslagankers en schroeven. Daarnaast betreft het delen in ophangconstructies zoals plafondhangers, beugels, draad, kabels en lassen. In feite alles waardoor bij breuk van het onderdeel letsel kan ontstaan. De reden dat deze onderdelen zo gevoelig zijn voor spanningscorrosie is dat het materiaal koud gedeformeerd is. Zo is de schroefdraad in een bout of schroef koud gerold. Naast ophanging van plafonds met snelhangers gaat het om ophanging van verlichtingsarmaturen, luidsprekerboxen, bouten in glijbaantrappen, lassen in een duikplankconstructie, bevestiging van scoreborden aan de muur enzovoort. Op grotere hoogte zit het grootste gevaar omdat hier de corrosiviteit het hoogst is. Daar zal bruine roestvorming van RVS optreden en kunnen er haarscheuren ontstaan. Daarnaast zijn op grotere hoogte niet alleen de scheuren onzichtbaar, vaak zijn de bevestigingsmaterialen zelf ook onzichtbaar en alleen te bereiken voor een inspectie met kostbare ingrepen zoals hoogwerkers en steigers.

    Hangende delen zoals luchtbehandelingskanalen, plafonds, luidsprekers, lichtarmaturen, etc. blijken in de praktijk meestal te zijn bevestigd met roestvaststalen bevestigingsmaterialen in de kwaliteiten T304 (A2) en T316 (A4). Van de circa 1000 overdekte zwembaden in Nederland (exclusief de privé binnenbaden) krijgt een kwart, wat de veiligheid betreft, een zware onvoldoende. 

    Van de RVS soorten 1.4539 en duplex RVS 1.4462 (mengsel van austerniet- en ferrietfasen) werd gedacht dat deze aanmerkelijk beter geschikt zouden zijn voor toepassing in zwembadomgevingen dan de conventionele RVS soorten AISI 316 en 304. Deze twee RVS soorten zouden een verhoogde weerstand bieden tegen put-, spleet-, spanning-, en scheur-corrosie bij relatief hoge chloridegehalte en tropische omstandigheden. Echter zijn deze RVS soorten nauwelijks verkrijgbaar in bevestigingsmaterialen en wordt deze theorie over de betere bestendigheid door enkele keuringsinstanties sterk in twijfel gesteld. Om put-, spleet-, spanning-, en scheurcorrosie in bevestigingsmiddelen van (ophang) constructies in zwembaden echt te voorkomen moet men dus teruggrijpen naar stalen bevestigingsmaterialen als alternatief op RVS. Echter zijn stalen bevestigingsmiddelen met een corrosiebescherming door een normale zinklaag van 5 Mu. (klasse 24) niet voldoende corrosiebeschermend gebleken tegen de ‘normale’ zuur- en zuurstofcorrosie in zwembadomgevingen.  

    De invloed van chloriden of andere agressieve zure stoffen op (verzinkt) staal kan worden tegengegaan door het aanbrengen een organische deklaag over het verzinkte staalproduct. Deze coating laag werkt in feite als isolator en beschermd het staal tegen alle milieueffecten van buitenaf. Een dergelijke coating methode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex coatingssysteem. Er wordt hierbij, bovenop de eerste, een metallische zinklaag van minimaal 5 μm, een organische deklaag opgebouwd uit verschillende deklagen van met een totaal van minimaal 15 μm op de schroef aangebracht. Dit zorgt voor een uitstekende corrosieweerstand tegen zowel atmosferische invloeden als tegen een groot aantal agressieve stoffen verkregen wordt. De verschillende coatingslagen worden middels een centrifugeproces bij een lage procestemperatuur op de schroef aangebracht. Door de lage procestemperatuur en het ontbreken van waterstofontwikkeling vindt geen beïnvloeding van de materiaaleigenschappen plaats en is er dus geen kans op waterstofbrosheid. Niet alle coatings zijn voldoende zuurbestendig tegen de chloraminezuren die de chloordamp in zwembaden bevat. Dacromet coatings bijvoorbeeld kunnen wel goed standhouden in neutrale- en basische klimaten (zoutsproeitest), maar niet goed standhouden in een zure klimaten (Kesternich test). De Dynaplus AR-coating is door verschillende tests zeer goed bestand gebleken in zowel basische- als zure klimaten en lijkt hiermee goed geschikt voor gebruik in dergelijke bijzondere atmosferen zoals zwembadomgevingen.

    Direct aan de kustlijn is het gebied aan de Nederlandse en Belgische kust tot ongeveer vijf kilometer landinwaarts. Deze kustzone heeft een C3 corrosieklasse. In een dergelijk agressief klimaat is het afgeven van garanties op de roestwerendheid in de toepassing onmogelijk. We kunnen daarom de roestbestendigheid van onze gecoate schroeven toegepast in dit klimaat niet garanderen.

     

    Ook bij het gebruik van RVS A2 of RVS A4 schroeven is in dergelijke agressieve omstandigheden eigenlijk niets te garanderen over de prestaties in duurzaamheid of levensduur m.b.t. de roestbestendigheid. Er zijn bij ons praktijkgevallen bekend van klanten die onze Dynaplus AR-coating schroeven wel direct aan de kust hebben verwerkt en al meerdere jaren de zoute buitenatmosfeer goed doorstaan, maar wij kunnen hier als fabrikant dus geen garanties op afgeven of een inschatting van de levensduur maken.

     

    Bevestigingsmaterialen toegepast aan de buitenzijde van bouwwerken (buitenatmosfeer), in bijvoorbeeld kozijnen, gevels en/of in constructies, hebben te maken met atmosferische corrosie. Dit is corrosie in een atmosfeer waarin beregening en/ of condensatie plaatsvindt aan aflopende oppervlakken, waarop geen staand water aanwezig is. Atmosferische corrosie van de zinklaag van bevestigingsmaterialen wordt bepaald door 3 factoren: 

     

    1. 1. De TOW (Time of Wetness);

    1. 2. Het chloridegehalte in de atmosfeer ;

    1. 3. Het SO2-gehalte in de atmosfeer (zwavel).

     

    Kortweg gezegd tasten chloride en SO2 de gevormde- en beschermende zinkpatinalaag aan en het water maakt deze aantasting mogelijk. Er moet bij bevestigingsmaterialen duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen atmosferische corrosie die de esthetica beïnvloedt en corrosie die een constructieve invloed heeft. In de spouw spelen esthetische argumenten geen enkele rol; daarbuiten wel. Over het algemeen gaat de bouwwereld er (onterecht) in alle levensduur berekeningen van uit hoe lang het duurt voordat de zink- en verf (ofwel coating-) lagen verdwenen zijn. Het staal is dan echter nog in zijn volledige constructieve sterkte aanwezig en de duurzame veiligheid is dus nog geheel niet aangetast. Daar zit nog een enorme veiligheid in. Het duurt nog ruim 2 á 3 decennia (afhankelijk van de staaldikte) voordat het resterende staal zodanig is doorgeroest, dat ook de constructieve sterkte begint af te nemen. Dat is de ingebouwde veiligheid. 

     

    De eerder genoemde invloed van chloriden op uitsluitend verzinkt staal kan tegengegaan worden door een organische coating over het verzinkte staalproduct aan te brengen. Dit is zeker in de kuststrook van Nederland te adviseren. De organische coatinglaag werkt in feite als afscherming van het zink voor alle milieueffecten. Een dergelijke methode wordt ook wel een Duplex systeem genoemd. Onze Dynaplus AR-coating C4 is een voorbeeld van een dergelijk Duplex systeem met een organische coating. Hier wordt een zinklaag van minimaal 5 μm gecombineerd met meerdere deklagen van organische coating met een totale dikte van minimaal 15 μm wat zorgt voor een zeer duurzame oplossingen in de buitenatmosfeer.

    Een AR-coating gebruiken in combinatie met RVS wordt afgeraden vanwege de kans op galvanische corrosie. Galvanische corrosie wordt ook wel contactcorrosie of bimetallische corrosie genoemd. Galvanische corrosie wordt veroorzaakt door elektrische spanning tussen twee verschillende metalen die met elkaar in contact zijn. Hoe groter het potentiaalverschil tussen de metalen, des te sneller is de aantasting van het materiaal. Contactcorrosie treedt op als twee aan elkaar bevestigde metalen worden blootgesteld aan een neutraal elektrolyt. Dit is een zout opgelost in water meestal in de vorm van regenwater of nat geworden vuil. Hierdoor wordt er een elektrisch spanningsverschil opgewekt waardoor er een verschil in elektrisch potentiaal van de twee metalen ten opzichte van de elektrolyt ontstaat. Voor het minst edele metaal in de spanningsreeks leidt dit tot een potentiaalverhoging (anode) waardoor versnelde corrosie optreedt, terwijl het andere “edelere” metaal dankzij de potentiaalverlaging (kathode) juist minder zal corroderen. Dit alles is alleen mogelijk in aanwezigheid van zuurstof, opgelost in de elektrolyt.  

    Er is dus een verschil in corrosiesnelheid tussen de diverse metalen. Dit verschil is weergegeven in de zogenaamde spanningsreeks der metalen. De metalen die snel corroderen noemen we onedele metalen (ijzer, zink, magnesium en aluminium). De metalen die heel langzaam corroderen noemen we halfedele metalen (koper) en de metalen die helemaal niet corroderen noemen we de edele metalen (goud, zilver en platina).
     

    De organische AR-coating op onze schroeven werkt in principe als een isolator rondom de stalen schroef, maar er kan bij de toepassing van een metaal-op-metaal verbinding niet uitgesloten worden dat de coating dermate beschadigd raakt waardoor er toch contact tussen de twee soorten metaal zou kunnen ontstaan. Daarom wordt als voorbeeld het gebruik van stalen schroeven met een coating in RVS scharnieren afgeraden. Maar ook een verzinkte schroef (zink) mag dus niet gecombineerd worden met een RVS (nikkel) scharnier. Er moet bij iedere installatie galvanische corrosie voorkomen worden door gebruik te maken van op elkaar afgestemde hang-, sluit- of bevestigingsmaterialen. Een combinatie van een onedel metaal (staal of zink) met een edel metaal als RVS (nikkel) kan leiden tot een versnelt corrosieproces. Mocht het gebruik van gelijke metaalsoorten geen optie zijn, isoleer dan de metalen op het punt waar ze contact maken. Dit kun je doen door gebruik te maken van PVC, teflon, nylon onderlegringen, strips of busjes. Maar ook de organische coating op onze Dynaplus schroeven kan ook als isolator dienen, mits deze niet wordt beschadigd. Let bij RVS schroeven ook op het gebruik van de juiste bit; een stalen bitje laat sporen van staal achter in de RVS schroef waardoor contactcorrosie kan ontstaat. Gebruik dan ook altijd een RVS bitje bij RVS schroeven. Bij onze gecoate schroeven is het gebruik van een RVS bitje niet nodig. 

     

     

    Ja, onze schroeven zijn vrij van het schadelijke Chroom-6 en voldoen hiermee aan de RoHS-richtlijn. De RoHS is een Europese richtlijn met als doel het gebruik van zes stoffen in de elektronische industrie te verminderen. Ook onze AR-coating is vrij van Chroom-6. Het coatingsysteem dat de schroeven beschermt tegen roesten is opgebouwd uit een elektrolytisch aangebrachte zinklaag met daaroverheen drie dunne lagen organische topcoating. Alle deklagen zijn vrij van Chroom-6. 

    Het is niet aan te raden om de gecoate buitenschroeven toe te passen in hardhouten brugdekdelen waar met auto’s of andere vervoersmiddelen overheen gereden worden. Als de schroefkoppen niet goed verzonken liggen in de houten brugdekdelen is de kans op beschadigen van de coating op de schroefkop hierdoor te groot. Daarnaast worden houten bruggen in Nederland en België s winters in veel gevallen gestrooid met zout waardoor de schroeven niet lang bestand zullen blijven tegen corrosie.

    Wat is beter roestwerend?
    Dit is best lastig 1-op-1 met elkaar te vergelijken. Om de corrosiebestendigheid van een stalen product met corrosiewerende oppervlaktebehandeling te meten kun je een zogenaamde zoutsproeitest uitvoeren. Een zoutsproeitest is alleen bedoeld voor het meten van de corrosiebestendigheid van stalen producten met een oppervlaktebehandeling. Een veelgebruikte beoordelingsmethode is het meten van het materiaalverlies van de oppervlaktebehandeling na een bepaalde periode van zoutsproeinevel. Deze beoordelingsmethodiek is dus niet mogelijk bij RVS producten omdat dit door-en-door van hetzelfde materiaal gemaakt is. Bij RVS wordt de corrosiebestendigheid bepaald door de kwaliteit van de legering zelf. De corrosiebestendigheid is dus lastig te vergelijken tussen een RVS schroef en onze stalen schroeven met AR-coating.  

    Een veel toegepaste beoordelingsmethodiek voor het bepalen van de corrosiebestendigheid in een zoetsproeitest is het visueel beoordelen van de zichtbaar rode roestvorming op het product na een bepaalde tijd. Het corrosieproces van zink start met zogenaamde witte roest, daarna volgt het corrosieproces van het metaal en dat uit zich in rode roest. Door een visuele controle wordt de hoeveelheid rode roest in procenten nauwkeurig uitgedrukt over het totale oppervlakte van de schroef.  
    Het resultaat van de zoutsproeitest wordt uitgedrukt in een aantal uren dat de schroef dit agressieve klimaat van zout heeft doorstaan tot aan het moment van zichtbaar rode roest. Om de corrosiebestendigheid van de AR-coating aan te geven kun je een vergelijk maken tussen verschillende oppervlaktebehandelingen.

    1. Een verzinkte schroef met een oppervlaktebehandeling van >5 Mu elektronische aangebrachte zink geeft na zo’n 24 uur zichtbaar rode roestvorming in de zoutsproeitest volgens ISO 9227.
    2. Een thermisch verzinkte bout met >30 Mu zink houdt het ongeveer 500 uur uit zonder rode roestvorming.  
    3. RVS 410, een speciale RVS-soort zonder toevoeging van nikkel, begint na 700 uur rood te roesten. 
    4. Een RVS A2 schroef (AISI 304) geeft rond de 1000 uur zoutsproeitest de eerste rode roestvlekken.  
    5. Een schroef van RVS A4 (AISI 316) krijgt rond de 1500 uur de eerste roestvlekken.  
    6. Onze gecoate Dynaplus schroeven doorstaan allemaal minimaal 1500 uur zonder zichtbaar rode roest in de reguliere zoutspoeitest.

    4.4 Problemen met schroeven

    1. 1. De kwaliteit en mate van de werking van het hout. 

    En dus hiermee de krachten die er vrijkomen op de schroeven die in het hout bevestigd zitten. De werking van het hout is per houtsoort erg verschillend. Dit is afhankelijk van de kwaliteit, de conditie en de atmosfeer waar het houten bouwwerk gemaakt of geplaatst wordt. Hout is een natuurlijk product dat na de montage enorm kan gaan 'werken'. De conditie van het hout tijdens het verwerken is erg van belang voor de maatvastheid. Het hout moet na het verzagen tot planken of balken voldoende nagedroogd zijn om ervoor te zorgen dat het hout niet meer zo sterk kan gaan werken. Dit werken van het hout gebeurd met name in de eerste maanden na de montage (in de nieuwe atmosfeer). Houten planken kunnen al na enkele weken behoorlijk zijn gekrompen of zijn gaan zwellen. Daarna is dit werkingsproces veel minder en is ook de kans op (opnieuw) afbreken van schroeven dus veel kleiner als enkel schroeven vervangen moeten worden in het bouwwerk. Met name in de eerste periode acclimatiseren de houten planken zich naar de nieuwe buitenomgeving. Hoe sterker het verschil tussen de oude en nieuwe atmosfeer, hoe sterker de planken zullen werken en des te meer krachten er vrijkomen op de schroeven (dus een grotere kans op afbreken). Ook het seizoen of de conditie van het hout op het moment dat het bouwwerk gemaakt is spelen hierin dus een rol. Het is om te beginnen van groot belang dat planken netjes op natuurlijke wijze terug gedroogd zijn (lucht gedroogd) bij de houthandel. Vers hout is veel vochtiger en heeft hierdoor nog meer afwijking/werking. Een ideale vochtpercentage voor het hout voor de verwerking ligt tussen de 20 en 30%. Voor specifieke toepassingen kan het hout naar wens nog verder (kunstmatig) terug gedroogd worden. Wanneer je dus op de plaatsen waar de schroeven afbreken tijdens het uitdraaien nieuwe schroeven indraait zullen ze de week erop hoogstwaarschijnlijk niet meer afbreken aangezien het hout dan geacclimatiseerd is aan de omgeving en niet meer zo sterk krimpt of uitzet.
     

    Er zijn grote kwaliteitsverschillen van hout bekend op dit vlak. Hout is in veel gevallen vele malen sterker dan schroeven. De krachten die vrijkomen tijdens het krimpen en uitzetten zijn in sommige gevallen echt enorm waarbij de schroeven vaak kunnen breken door de bewegende planken. Er zijn houtsoorten die op één plank 10% krimpt en uitzet in de breedte na het leggen/monteren, zie plaatje hieronder:
     

      
     

     

    1. 2. De sterkte van de schroef 

    Deze wordt voornamelijk bepaald door de diameter en materiaalsoort, maar ook de kwaliteit van de schroef zelf. Om de kwaliteit van de schroef te testen kijken wij naar zowel de sterkte als de buighoek. Onze Dynaplus AR-coating schroeven zijn gemaakt van gehard koolstofstaal. Door oppervlakteharding wordt de buitenkant zo sterk mogelijk gemaakt om ervoor te zorgen dat deze niet afbreekt tijdens het indraaien en goed in het hout snijdt. De kern van de schroef daarentegen moet juist zacht blijven om voldoende flexibiliteit te behouden om later mee te kunnen bewegen met de krachten die vrij komen in hout. Wij stellen zeer hoge eisen aan zowel de sterkte als de buighoek van onze schroeven. Onze schroeven hebben een buighoek van minimaal 65 graden zonder te breken en kunnen tot 45 graden gebogen worden om vervolgens weer terug te kunnen buigen. Hieronder vind je de norm voor de breekwaardes van onze Dynaplus Universeel- en constructieschroeven en onze Dynaplus Vlonderschroeven.

     

    Diameter 

    3,0 

    3,5 

    4,0 

    4,5 

    5,0 

    6,0 

    8,0 

    Breaking Torque (Nm.) 

    2,1 

    3,1 

    4,2 

    5,7 

    7,3 

    12,5

    21 

     

    In ons eigen schroevenlab in Veenendaal kunnen we deze tests uitvoeren op zowel nieuwe schroeven als gebruikte schroeven uit het bouwwerk. Een reeds afgebroken schroef is helaas niet bruikbaar voor deze tests. De kwaliteit van onze Dynaplus schroeven kunnen wij garanderen, de toepassing ervan helaas niet. Schroeven worden (meestal) toegepast in hout. Dit is een natuurproduct en is dus niet altijd gelijk. Wanneer een schroef afbreekt wordt het probleem vaak gezocht bij de schroef, dat is namelijk hetgeen wat zichtbaar kapot gaat. De oorzaak van het afbreken ligt echter meestal bij het hout. Theoretisch gezien zou er waterstofbrosheid in het geharde koolstofstaal kunnen ontstaan waardoor de schroeven afbreken, maar in de ruime tijd dat wij Dynaplus maken hebben we dit probleem nooit in een van onze producten gevonden. Onze schroeven worden bij iedere productiebatch op diverse punten gecontroleerd in de fabriek en wij doen dit in ons eigen schroevenlab. Dit gebeurt steekproefsgewijs middels onze eigen kwaliteitscontroles om kwaliteitsproblemen uit te sluiten.
     
     

    Bij het demonteren van houten planken kun je er tegenaanlopen dat de schroeven afbreken tijdens het uitdraaien. De schroeven waren dan nog niet gebroken voordat ze werden uitgedraaid, maar onze schroeven kunnen dus (mede dankzij de flexibiliteit) onder een lichte hoek gebogen in het bouwwerk zitten wanneer het hout is gaan werken. Een kromme schroef kun je niet uitdraaien en breekt altijd af. Probeer maar eens een kromme schroef in te draaien; dat gaat ook niet. De schacht van de schroef moet geheel recht zijn anders breekt hij af tijdens het omwentelen/uitdraaien.  

     

    1. 3. De constructie zelf 

    Is het bouwwerk op de juiste manier gemaakt? De manier van de montage is erg belangrijk voor een duurzame constructie. Het hout moet in altijd voldoende ruimte hebben om te kunnen werken anders worden de planken omhoog gestuwd waardoor de schroeven gegarandeerd zullen breken. Hout mag in een buitenomgeving dus nooit strak tegen elkaar gemonteerd worden en moeten minimaal 3% van de netto breedtemaat aan beweegruimte hebben. Bij vlonderplanken geldt voor tropisch hardhout de gouden stelregel van 7.0 mm tussenruimte en voor vurenhout geldt 10.0 mm. Ook is dit afhankelijk van het vochtpercentage in het hout bij de verwerking.

    Wanneer er een ijzerhoudend metaal wordt gebruikt voor de bevestiging van zuurhoudende houtsoorten kunnen er zwarte vlekken in de buurt van de verbindingspunten ontstaan. De ijzerdeeltjes die door het corrosieproces vrijkomen reageren met de looistoffen (tanninen) die in het hout aanwezig zijn en vormen ijzertannaten. Dit is een zeer zwarte substantie die bijvoorbeeld veel gebruikt wordt voor de fabricage van inkt. Met name eiken- en kastanjehout bevatten van zichzelf grote hoeveelheid tanninen waardoor deze houtsoorten gevoelig zijn voor ‘zwarte strepen’. 

    Je kunt dergelijke zwarte vlekken in het looizuurhoudende houtsoorten voorkomen door schroeven te gebruiken die ongevoelig zijn voor corrosie, dus bijvoorbeeld gemaakt van roestvast staal. Schroeven van roestvast staal (A2 en A4) zijn door-en-door gemaakt van roestwerend materiaal. Stalen schroeven zijn daarentegen voorzien van een corrosiewerende oppervlaktebehandeling zoals elektrolytisch verzinkt. Deze geven bij looizuurhoudende houtsoorten te weinig corrosiebescherming en dit geeft na een tijd vaak zwarte vlekken op het hout. Een andere oplossing zijn onze Dynaplus AR-coating schroeven. Deze schroeven hebben een unieke coating en een dermate hoge roestwerendheid zodat deze schroeven goed toe te passen zijn in de meeste zuurhoudende houtsoorten. Belangrijk is wel dat de schroeven worden voorgeboord bij toepassing in zuurhoudende houtsoorten. Hiermee wordt oppervlaktebeschadiging aan de coating voorkomen. Door het hout eerst voor te boren ontstaat er veel minder wrijving tussen de schroef en het hout. De hardheid (volumieke massa) van het hout speelt hierbij dus ook een rol aangezien dit de indraaiweerstand van de schroef beïnvloedt. 

    Indien er toch zwarte vlekken zijn ontstaan in het hout kun je deze het best behandelen met een oxaalzuuroplossing. Oxaalzuur is in kristalvorm te koop bij drogisten en apothekers (soms onder de naam citroenzout). Los 100g kristallen op in een liter water. Bestrijk de vlekken met de oplossing en laat het een tiental minuten inwerken. Spoel vervolgens grondig. Om het proces volledig stop te zetten, kun je het oxaalzuur neutraliseren met een oplossing met 10% javel. Door het water zullen de houtvezels overeind gaan staan. Om opnieuw een mooi glad oppervlak te verkrijgen laat je het hout drogen en schuur je het lichtjes op. Indien de ijzerdeeltjes er nog niet geheel mee verwijderd zijn kunnen de vlekken uiteraard terugkeren. Hou wel in het achterhoofd dat het oxaalzuur zelf een sterk oxiderend product is waarmee voorzichtig dient te worden omgesprongen.

    4.5 Werken met hout

    Metalen oxideren onder invloed van zuurstof, koolzuurgas en andere gassen in de lucht en in aanwezigheid van water. Over het algemeen vormen deze oxidatieproducten een beschermende laag die het metaal behoedt tegen verdere intensieve corrosie, zoals bijvoorbeeld bij zink, koper, aluminium en staal. De corrosiesnelheid wordt in grote mate bepaald door de vermenging van zuurstof door deze beschermende laag. Metalen kunnen beschermd worden tegen corrosie door het omhullen met andere, minder of niet corroderende metalen, zoals bijvoorbeeld de galvanisatie van staal met zink (verzinkte schroeven) of bijvoorbeeld met onze duurzame Dynaplus AR-coating. 

    De aanwezige zuren in hout veroorzaken versnelde corrosie bij ijzerhoudende metalen waarmee het hout in aanraking komt. Hierdoor kunnen verscheidene type metalen verbindingselementen verzwakken. De zure inhoudsstoffen van hout (chemisch zwakke zuren) kunnen corrosie van metalen veroorzaken en versnellen door het oplossen van de beschermende oxidatieproducten, waardoor het metaal verder aangetast kan worden. De graad van corrosiviteit verschilt per houtsoort en per metaal. Exacte gegevens hierover zijn niet bekend.  

    Vele houtsoorten bevatten van nature een lage zuurtegraad. De eventuele vorming van zwakke zuren in hout kan verschillende oorzaken hebben: 

    - Van nature zijn bepaalde organische zuren aanwezig in het hout, zoals bijvoorbeeld looizuren of azijnzuur, gevormd door hydrolyse van hemicellulose of koolhydraten in het algemeen. Deze kunnen door contact met water (hemelwater, condenswater) in al dan niet hoge concentraties of als zure zouten uitspoelen, en op die manier in contact komen met metalen.
    - Door de fotochemische afbraak van hout ontstaan wateroplosbare oxidatieproducten met een (meestal) zuur karakter. 

    De zuurtegraad van oplossingen wordt onder andere weergegeven door de pH-waarde. Hieronder vind je een rangschikking volgens stijgend zuurgehalte (hoe lager de pH-waarde hoe zuurder). 

    Houtsoort 

    Zuurtegraad (pH) 

    Niet of weinig zure houtsoorten 

    Essen 

    6 

    Beuken 

    5,5 

    Grenen 

    4,5 tot 5 

    Frans grenen 

    Dennen 

    Vuren 

    Populier 

    Zure houtsoorten 

    Eiken 

    3 tot 4 

    Kastanje 

    Douglas 

    Western Red Cedar 

    2,5 tot 3 

     

    Voor houtsoorten met een pH-waarde lager dan 5 raden wij aan geen verzinkte bevestigingsmaterialen in direct contact met het hout toe te passen. Onze Dynaplus AR-coating schroeven zijn voorbeeld wel goed geschikt voor deze houtsoorten en hebben bewezen goed bestendig te zijn tegen deze zuren in hout. Voorboren is hierbij van belang om eventuele beschadiging aan de coating tijdens het indraaien van de schroef te voorkomen. 

    Hoewel de meting van de pH-waarde weliswaar de zuurproductie aantoont, zegt het heel weinig over het corrosief vermogen van deze zuren ten aanzien van metalen. Zo is lood bijvoorbeeld zeer goed bestand tegen zwavelzuur, zelfs in hoge concentraties, ondanks de zeer lage pH-waarde van deze oplossingen. Anderzijds is het zo dat voor zwak gebufferde milieus, zoals regenwater, een zeer kleine hoeveelheid zuur volstaat om sterke schommelingen van de pH teweeg te brengen, zonder tot een sterke corrosiviteit te leiden. Bovendien houden deze gegevens ook geen rekening met bepaalde dynamische gegevens, zoals het verloop van de zuurproductie in de tijd en de invloed op de corrosiviteit tijdens de gebruiksduur van het hout.  

     

    Zwarte vlekken rondom bevestigingsmaterialen

    Tekstvakhttp://www.architectura.be/img-poster/zwarte-vlekken-op-hout(2).jpg

    Wanneer er een ijzerhoudend metaal wordt gebruikt voor de bevestiging van zuurhoudende houtsoorten kunnen er zwarte vlekken in de buurt van de verbindingspunten ontstaan. De ijzerdeeltjes die door het corrosieproces vrijkomen reageren met de looistoffen (tanninen) die in het hout aanwezig zijn en vormen ijzertannaten. Dit is een zeer zwarte substantie die bijvoorbeeld veel gebruikt wordt voor de fabricage van inkt. Met name eiken- en kastanjehout bevatten van zichzelf grote hoeveelheid tanninen waardoor deze houtsoorten gevoelig zijn voor ‘zwarte strepen’.  

    Je kunt dergelijke zwarte vlekken in het looizuurhoudende houtsoorten voorkomen door schroeven te gebruiken die ongevoelig zijn voor corrosie; dus bijvoorbeeld gemaakt van roestvast staal. Schroeven van roestvast staal (A2 en A4) zijn door-en-door gemaakt van roestwerend materiaal. Stalen schroeven daarentegen, voorzien van een corrosiewerende oppervlaktebehandeling zoals elektrolytisch verzinkt, geven bij looizuurhoudende houtsoorten te weinig corrosiebescherming en dit geeft na een tijd vaak zwarte vlekken op het hout. Een andere oplossing zijn onze Dynaplus AR-coating schroeven. Deze schroeven zijn voorzien van een unieke coating en hebben een dermate hoge roestwerendheid dat deze schroeven goed toe te passen zijn in de meeste zuurhoudende houtsoorten. Belangrijk is wel dat de schroeven worden voorgeboord bij toepassing in zuurhoudende houtsoorten. Hiermee worden oppervlaktebeschadigingen aan de coating voorkomen. Door het hout eerst voor te boren ontstaat er veel minder wrijving tussen de schroef en het hout. De hardheid (volumieke massa) van het hout speelt hierbij dus ook een rol aangezien dit de indraaiweerstand van de schroef beïnvloedt. 

    Indien er toch zwarte vlekken zijn ontstaan in het hout kun je deze het best behandelen met een oxaalzuuroplossing. Oxaalzuur is in kristalvorm te koop bij drogisten en apothekers (soms onder de naam citroenzout). Los 100g kristallen op in een liter water. Bestrijk de vlekken met de oplossing en laat het een tiental minuten inwerken. Spoel vervolgens grondig. Om het proces volledig stop te zetten, kun je het oxaalzuur neutraliseren met een oplossing met 10% javel. Door het water zullen de houtvezels overeind gaan staan. Om opnieuw een mooi glad oppervlak te verkrijgen, laat je het hout drogen en schuur je het lichtjes op. Indien de ijzerdeeltjes er nog niet geheel mee verwijderd zijn, kunnen de vlekken uiteraard terugkeren. 

    Hou ook in het achterhoofd dat het oxaalzuur zelf een sterk oxiderend product is, waarmee voorzichtig dient te worden omgesprongen.

    Geïmpregneerd hout, of verduurzaamd hout, is hout dat door toepassing van een verduurzamingsmiddel langdurig wordt beschermd tegen aantasting door schimmel, insecten en bacteriën. Wanneer een houtsoort van nature weinig duurzaam is (of wanneer er veel spinthout aanwezig is) én bouwkundige maatregelen kunnen niet garanderen dat het vochtgehalte altijd lager blijft dan 20% - zodat schimmelaantasting daardoor wordt voorkomen - moet hout kunstmatig worden verduurzaamd. Dat geldt zeker voor allerlei buitentoepassingen van naaldhout zoals tuinhout dat in contact komt met de grond of met water. 

    Hout wordt al vele jaren verduurzaamd om het beter bestand te maken tegen invloeden van buitenaf zoals weer, schimmels en ongedierte. De methodes die daarvoor gebruikt worden zijn in de loop van de jaren sterk verbeterd. Waar men in het verleden voornamelijk gebruik maakte van schilderen en dompelen, wordt tegenwoordig vooral gebruikt gemaakt van hogedrukinstallaties om de middelen diep in het hout aan te brengen. 

    De stoffen die daarmee in het hout geperst worden zijn doorgaans zeer giftig en ook niet helemaal zonder controverse. In dit artikel nemen we twee van de meest gebruikte impregneermiddelen onder de loep waar consumenten mee in aanraking kunnen komen, te weten Celfix OX en Tanalith (E3492).

    Er is de laatste decennia veel onderzoek gedaan naar, en ervaring opgedaan met, de toepassing van hout. Belangrijke aspecten daarbij zijn de detaillering, houtkeuze, keuze van de afwerking en onderhoud. Bij het toepassen van hout is de keuze van de juiste houtsoort voor de toepassing erg belangrijk. Voor het verkrijgen van een lange levensduur en het voorkomen van het toepassen van houtsoorten die eigenlijk “te goed” zijn voor een bepaalde toepassing, zijn (naast certificering) de volgende zaken van belang:

    • dat een goed ontwerp en een goede detaillering worden gekozen, zodat geen of slechts geringe aantasting plaatsvindt;
    • dat de natuurlijke duurzaamheid van de gekozen houtsoort wordt afgestemd op de toepassing en op de gewenste levensduur;
    • dat het hout wordt verwerkt door een houtbewerker of verwerker met voldoende kennis over de specifieke eigenschappen van de houtsoort;
    • dat de afwerking van het hout in overeenstemming is met de toepassing en detaillering, zodat het hout goed wordt beschermd tegen klimaatsinvloeden en dat minimale vochtbelasting optreed.

    Het gebruik van risicoklassen
    Bij de keuze van de houtsoort dienen een aantal stappen te worden doorlopen waarbij de risicoklasse, duurzaamheidklasse en voor kozijnen sinds kort ook de toepassingsklasse een rol spelen. Nadat een ontwerp is gemaakt, kan bepaald worden in welke risicoklasse het hout valt. Niet alleen de natuurlijke duurzaamheid van het hout zelf, maar ook de praktijkomstandigheden waaronder het hout verkeert en de mate van blootstelling aan vocht bepalen het risico van schimmelaantasting van het hout. Het risico van aantasting is met name sterk afhankelijk van factoren als vochtigheid, temperatuur en klimaatschommelingen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt in de volgende vijf risicoklassen (gedefinieerd in NEN-EN 335-1):

    Risico-klasse 

    Toepassing 

    Vochtbelasting 

    Houtvochtgehalte 

    Voorbeelden 

    Advies voor gebruik schroeven 

    1 

    Geen grondcontact, beschut en droog 

    Permanent droog 

    Permanent <20% 

    Binnenshuis balklagen, gordingen 

    Staal verzinkt 

    2 

    Geen grondcontact, beschut met geringe kans op nat worden 

    Incidentele blootstelling aan vocht. 

    Incidenteel, kortdurend >20% * 

    Hellende daken, Warm plat dak, Hout-skelet-bouw 

    Staal verzinkt of AR-coating 

    3 

    Geen grondcontact onbeschut (blootgesteld aan weer en wind) 

    Regelmatige blootstelling aan vocht 

    Regelmatig kortdurend >20%  * 

    Geveltimmerwerk, koud plat dak 

    AR-coating of RVS A2 

    4 

    In contact met zout water of grond 

    Permanente blootstelling aan vocht 

    Permanent >20% 

    Palen, beschoeiingen, damwanden 

    AR-coating of RVS A2/A4 

    5 

    In contact met zout en water 

    Permanente blootstelling aan zout water 

    Permanent >20% 

    Havenwerken, steigers, golfbrekers, kustverdediging 

    RVS-A4 

    Duurzaamheidsklassen
    Nadat de risicoklasse is vastgesteld, dient te worden bepaald welke duurzaamheidsklasse het hout moet hebben onder de geldende risicoklasse. Er bestaan voor hout 5 duurzaamheidsklassen (tabel onderaan pagina). Waarbij een houtsoort in klasse 1 zeer duurzaam is en een houtsoort die valt in klasse 5 niet duurzaam. Houtsoorten worden ingedeeld in een bepaalde duurzaamheidsklasse op basis van hun weerstand tegen schimmelaantasting. De duurzaamheidsklasse zegt dus niets over de gevoeligheid voor aantasting door insecten. De weerstand tegen schimmelaantasting wordt bepaald door de houtsoort onder vastgelegde testomstandigheden in contact te brengen met de grond en dan te registreren hoe lang het duurt voor het hout aangetast wordt door bodemschimmels.

    Het begrip duurzaamheid van een houtsoort is moeilijk in een getal uit te drukken, omdat het gaat om de weerstand tegen honderden schimmels en bacteriën. De ene soort 'aantaster' is wat agressiever voor een bepaakde houtsoort dan een ander soort. De schimmel- en bactiesoorten komen daarnaast op specifieke plaatsen voor. Dit heeft tot gevolg dat een houtsoort als kozijnhout anders kan reageren dan als meerpaal, overbeschoeiing, heipaal of dakconstructie.

    Het is belangrijk op te merken dat de duurzaamheidsklasse van hout altijd slaat op het kernhout en niet op het spinthout. Ook bij zeer duurzame houtsoorten is het spinthout, op enkele uitzonderingen na, meestal niet bestand tegen schimmels. Hout uit jonge bomen, zoals bij ronthoutpalen, bevat in het algemeen weinig of geen kernhout, maar bestaan voornamelijk uit nog niet verkernd spinthout (jong hout). Dergelijke rondhoutpalen zijn dan ook van nature niet duurzaam, ook al behoort de betreffende houtsoort tot bijvoorbeeld duurzamheidsklass 2 of 3.

    Duurzaamheidsklasse voor de gangbare houtsoorten volgens EN 350-2 (bron: www.houtinfo.nl) 

    Klasse 

    Duurzaamheid 

    Loofhout 

    Naaldhout 

    1 

    Zeer duurzaam 

    Afzelia, Azobé (in watercontact), Bilinga, Demerara groenhart, Jarrah, Mansonia, Moabi,  Okan, Padoek, Pau amarelo, Teak, Walaba  

     

    1-2 

    Duurzaam tot zeer duurzaam 

    Afrormosia, Iroko, Kapur, Merbau, Robinia  

     

    2 

    Duurzaam 

    Azobé, Bangkirai, Basralocus, Bossé, Bubinga, Cedrela, Europees Eiken, Karri, Kastanje, Kempas, Louro vermelho, Mahonie, Sepetir, Weng 

    Taxus, Western red cedar  

    2-3 

    Gemiddeld duurzaam tot duurzaam  

    Amerikaans wit eiken, kosipo, purperhart, sipo, tola branca 

     

    2-4 

    Beperkt duurzaam tot duurzaam 

    Donkerrode Meranti (dark red meranti) 

     

    3 

    Gemiddeld duurzaam 

    Cedrorana, Danta, Keruing, Movingui, Mutenye, Niangon, Noten, Sapeli, Tiama 

    Douglas fir, Pitch pine 

    3-4 

    Beperkt duurzaam tot duurzaam 

    Dibétou, Krappa, Lichtrode Meranti (light red meranti), Red balau 

    Agathis, Grenen, Lodgepole pine 

    4 

    Beperkt duurzaam 

    Amerikaans rood Eiken, Avodiré, Eyong, Hickory, Iepen, Limba, Mengkulang, Okoumé 

    Amerikaans grenen, Carolina pine, dennen, hemlock, southern pine, vuren, weymouth 

    4-5 

    Niet duurzaam tot beperkt duurzaam 

    Ogea 

    Arana Pine, Radiata Pine, Sitka, Sprucc 

    5 

    Niet duurzaam 

    Bachi, Abura, Baboen, Berken, Europees beuken, Essen, Elzen, Esdoorn, Haagbeuken, Fuma, Ilomba, Koto, Linden, Populieren, Ramin 

    Sugi 

    4.6 Werken met schroeven

    De schroef is een belangrijk verbindingselement in houtconstructies in de bouwindustrie. De spaanplaatschroef is de meest gebruikte schroef in de houtverwerkende industrie en vervangt ook de veelgebruikte 'houtschroef'. Het materiaal van de schroef is meestal gegalvaniseerd staal met over het algemeen een hoge sterkte.  

     

    Ondanks de beschermlaag kunnen in sommige toepassingen toch corrosieproblemen ontstaan. Men gebruikt dan vaak liever de roestvast stalen schroef. Dit materiaal is echter zacht en meestal kostbaar. Een andere oplossing zijn stalen schroeven voorzien van een speciale roestwerende coating. Deze behouden hiermee dezelfde eigenschappen als de verzinkte stalen schroeven en zijn roestwerend door een coatinglaag. De eigenschappen van schroeven zijn door het uitvoeren van verschillende tests te beoordelen en met elkaar te vergelijken.  

    Om de kwaliteit van een schroef te kunnen vaststellen zijn de volgende eigenschappen van belang:

    • Geometrie, type aandrijving, uitvoering boorpunt 
    • Gebruikte materiaal (samenstelling), nabehandeling en eventuele galvanisering/coating
    • Breukdraaimoment 
    • Indraaimoment 
    • Vloeimoment (taaiheid bij gebruik in houtconstructies) 
    • Interactie bij verschillende belastingen 
    • Kracht- tijd- gedrag bij indraaien (ergonomie; bedrijfseconomie) 
    • Duurzaamheid: corrosie
    • Splijtgedrag
    • Inschroeftijd van de schroef 
    • Aanvangstijd van de boorpunt

    1. Breukdraaimoment

    Het maximale moment dat nodig is voor het afdraaien van de schroef. 

     

    2. Indraaimoment
    Het maximale moment om een schroef in het materiaal te draaien. 

     

    3. Vloeimoment (NEN-EN 409)
    De flexibiliteit van de schroef en belangrijk voor het maken van dragende houtconstructies, schroef buigen zonder af te knappen. 


    4. Uittreksterkte (Rm) van een schroef.  
    Geeft de spanning aan tot de bout- of schroefdoorsnede bezwijkt. Een lage uittrekwaarde betekent dat de schroef of bout de houtverbinding minder goed bij elkaar houdt en er dus meerdere schroeven nodig zijn voor een stevige houtconstructie.

    5. Zoutsproeitest

    Duurzaamheid/corrosie. 


    6. Splijttest

    Wat is het splijtgedrag van de schroef. 

     

    7. Startsnelheid
    Efficiëntie: wanneer grijpt de schroef in het hout. 

     

    De schroef wordt in een homogeen stuk beukenhout geschroefd. De indraaiweerstand wordt gemeten in Nm. aan de hand van een draaimoment opnemer die gemonteerd is op een accuboormachine. Het indraaimoment van de schroef is het maximale moment in Nm. dat wordt gemeten voordat de kop van de schroef in contact komt met het hout.  
    De afstand tussen de schroeven in het hout bedraagt minimaal 10D. De plaats waar in het hout geschroefd wordt is tevens minimaal 10D tot de rand van het stuk hout. In principe geldt: hoe lager de waarde, hoe beter het is. 


    De praktijk
    In de praktijk betekent een lage indraaiweerstand van de schroef in het hout dat deze gemakkelijk het hout indraait. Dit levert een flinke accubesparing van de schroefmachine op waardoor de gebruiker langer met een accu kan doen. Tevens heeft de gebruiker minder last van het cam-out effect bij het inschroeven, omdat er minder druk op de schroef gegeven hoeft te worden (lage aandrukkracht). 

    De schroef wordt gefixeerd in een bankschroef en gebroken met behulp van de schroefboormachine, de maximale weerstand wordt daarbij gemeten. In principe geldt: hoe hoger de waarde, hoe beter het is. 

    De praktijk
    Een hoge breekwaarde van de schroef geeft aan dat de schroef van een sterke staalsoort is gemaakt. Een schroef met een hoge breekwaarde breekt niet snel, het zegt vaak iets over het gebruikte materiaal en de dikte van de kern van de schroef. Hoe sterker de schroef, hoe beter in de meeste toepassingen. 

    Voor deze test wordt er gebruik gemaakt van speciale beproevingsopstelling waarmee het vloeimoment van de schroef kan worden bepaald. De schroef wordt in het midden gebogen tot maximaal 90°. Een duidelijk vloeimoment moet worden waargenomen.
    L1 en L3 dienen ten minste 2x D te bedragen. L2 is 2x D. De punten waar de krachten aangrijpen mogen niet verplaatsen. De test wordt niet uitgevoerd bij schroeven korter dan 35mm. In principe geld hoe hoger het vloeimoment in graden(°) hoe beter.  

    C:\Users\bart.veldhuizen\AppData\Local\Microsoft\Windows\Temporary Internet Files\Content.Word\Tekening schroef vloeigrens.jpg 

    De praktijk
    Een schroef die onder een grote hoek gebogen kan worden zonder te breken is flexibel. Deze flexibiliteit heeft een goede schroef nodig om het 'werken' van het materiaal waar deze is ingeschroefd op te kunnen vangen. Het vloeimoment zegt iets over de taaiheid van het materiaal waar de schroef van gemaakt is. Dit is vooral bij het gebruik in houtconstructies van belang. Heel erg hard (hoge breekwaarde) én heel erg flexibel zijn (hoog vloeimoment) zijn fysisch gezien tegenstrijdige eigenschappen. Uiteindelijk is een goed gemiddelde van beide eigenschappen belangrijk voor een schroef voor allround gebruik.

    De uittreksterkte van de schroef kan gemeten worden met een trekproef. Een trekproef wordt gedaan met een speciaal daarvoor ontwikkelde uittrekgereedschap. De schroef wordt tot aan 5mm aan de kop ingeschroefd in een stuk hout. Wij gebruiken hiervoor doorgaans een stuk homogeen beukenhout. De schroef wordt onder de kop geklemd met een daarvoor bestemd passtuk. De tool staat op een driepoot en trekt aan de kop van de deels in het hout gedraaide schroef. Op de manometer kun je de maximaal gemeten kilo newtonmeters aflezen die door de schroef als weerstand werd geboden tijdens het uittrekken uit het hout.

    De praktijk
    In de praktijk is een hoge uittreksterkte van een schroef belangrijk in iedere houtconstructie. Hoe hoger de uittrekwaarde van de schroef hoe beter deze de constructie bij elkaar houdt. Echter door de geometrie van ‘de spaanplaatschroef is echt onderscheid maken op dit punt lastig gebleken. De gemeten uittrekwaarde blijkt in de praktijk een verhouding tussen de buitendiameter van de spoed en de diameter van de kern. De verschillen in uittrekwaarde tussen verschillende spaanplaatschroeven zijn vaak erg gering. Wanneer de uittreksterkte van de schroef laag is kan dit in de praktijk betekenen dat een schroef snel ‘dol draait’ in het hout. Wanneer de kop van de schroef het hout raakt zal deze niet verder het hout in  gaan, omdat de draad het hout heeft verpulverd. Dit is het gevolg van een slechte uittreksterkte van de schroef.  

    5. Bouten, moeren, ringen

    5.1 Algemeen

    Bouten worden gemaakt van rond stafstaal. De staven krijgen de gewenste dikte door ze door een hardmetalen mal te trekken. Vervolgens wordt er in enkele stappen een zeskantige kop op geperst, waarna de onderkant van de bout wordt afgeschuind en de schroefdraad erop wordt gerold. Moeren worden gemaakt door eerst een zeskantige moer te persen, waarna de binnendraad erin wordt getapt. Daarna worden de zwarte bouten voorzien van een oppervlaktebehandeling om het staal te beschermen tegen corrosie. Als bouten en moeren worden verzinkt neemt de diameter van de schroefdraad van de bout wat toe en die van de moer wat af.  
     
    Elektrolytisch verzinken 
    Bij elektrolytisch verzinkte bouten en moeren is de dikte van de zinklaag zo gering dat er geen passingsproblemen optreden. Bij het elektrolytisch verzinken wordt de zinklaag vanuit een waterige oplossing van zink neergeslagen langs elektrolytische weg (stroom door product en vloeistof). De laagdikte wordt bepaald door de stroomdichtheid en de tijdsduur in de oplossing en varieert van ongeveer 5-20 μm. Vanwege de dunne zinklaagdikte zijn elektrolytisch verzinkte bouten en moeren uitsluitend geschikt voor binnentoepassingen. 

    Thermisch verzinken
    Bij thermisch verzinkte bouten en moeren ligt dat anders. Bij het thermisch verzinken worden de bouten en moeren ondergedompeld in een bad met vloeibaar zink. Na verloop van tijd slaat er op het materiaal een zinklaag neer met een gemiddelde dikte van ongeveer 60-200 μm (= 0,06-0,20 mm), afhankelijk van de dikte van de bouten en moeren en van de samenstelling van het staal. Deze laagdikte biedt voor buitentoepassingen voldoende bescherming. Doordat deze zinklaag zo dik is moet de binnendraad van de moer of de buitendraad van de bout worden aangepast om de dikte van de zinklaag te compenseren. Het is anders namelijk onmogelijk een thermisch verzinkte moer op een thermisch verzinkte, onbewerkte bout te draaien.

    Voor thermisch verzinkte bouten en moeren zijn er twee groepen:

    • ISO-passende bouten en moeren
    • Overmaatse bouten en moeren

    Bij thermisch verzinkte, ISO-passende bouten en moeren voldoen de afmetingen van zowel de bout als die van de moer ná het verzinken aan de ISO-normen. Dat betekent dus dat de buitendraad van de bout vóór het verzinken wat dunner moet zijn gerold en dat de binnendraad van de moer ná het verzinken precies volgens de ISO-waarde is getapt. 
    Bij thermisch verzinkte, overmaatse bouten en moeren zijn de bouten ISO-passende zwarte bouten die ná het verzinken iets dikker zijn geworden: ze krijgen dus een ‘overmaat’. De moeren worden na het persen eerst verzinkt, waarna de binnendraad wordt getapt, rekening houdend met de maximale dikte (dus niet de gemiddelde dikte) van de zinklaag op de buitendraad van de bouten. De binnendraad moet dus groter worden getapt dan die van ISO-passende moeren: dus ook de moeren zijn overmaats. Deze overmaat is niet genormeerd en bedraagt 0,2-0,3 mm, afhankelijk van de boutdiameter (hoe dikker de bout des te dikker de zinklaag op de bout) en van de zorgvuldigheid waarmee de fabrikant de binnendraad tapt. De speling tussen de buiten- en binnenschroefdraad is in principe gelijk voor ISO-passende en voor overmaatse bouten en moeren.

    Onderstaande tabel geldt voor moeren met een nominale hoogte van > 0,8 D. De aangegeven moerklasse is minimaal. Een hogere moerklasse is altijd toelaatbaar. Het is aan te bevelen om bij een bout-moerverbinding met belastingen boven de vloeigrens of proefspanning een hogere moerklasse dan het minimum te gebruiken.

    Sterkteklasse van de moer 

    Bijbehorende bout 

     

    Sterkteklasse 

    Schroefdraaddiameter 

    4 

    3.6   4.6   4.8 

    > M16 

    5 

    3.6   4.6   4.8 

    ≥ M16 

    5 

    5.6   5.8 

    ≥ M39 

    6 

    6.8 

    ≥ M39 

    8 

    8.8 

    ≥ M39 

    9 

    9.8 

    ≥ M39 

    10 

    10.9 

    ≥ M39 

    12 

    12.9 

    ≥ M39 

    De gegevens in de lijst met aandraaimomenten en voorspankrachten voor stalen boutverbindingen dienen uitsluitend als richtlijn, waaraan dus geen aansprakelijkheid ontleend kan worden. Bij kritische toepassingen raden wij aan om de exacte waarden proefondervindelijk vast te stellen. De waarden onder de laagste wrijvingscoëfficiënt dienen bij voorkeur aangehouden te worden. 

    Men dient er uitdrukkelijk rekening mee te houden dat door een andere wrijvingscoëfficiënt een grote verscheidenheid in voorspankrachten of aandraaimomenten kan optreden. De waarden zijn verkregen door een beproeving bij 90% van de minimum rekgrens. De hieronder opgegeven waarden gelden allen voor zeskantbouten volgens ISO 4014 en ISO 4017 en voor cilinderkopschroeven met binnenzeskant volgens ISO 4762. 

    De opgegeven waarden gelden dus niet voor bevestigingsartikelen met een zwakkere kop- of steelvorm zoals DIN6912, DIN7964, DIN7991, ISO7380 en ISO10642. 

    Hieronder vind je een versimpelde variant van geadviseerde aandraaimomenten van bouten in geoliede of droge vorm. 

    Afbeeldingsresultaat voor aanhaalmomenten bouten

    Metrisch grof:   NEN-ISO 898 deel 2
    Metrisch fijn:    NEN-ISO 898 deel 6 

    Mechanische en fysische eigenschappen bij een omgevingstemperatuur van 10° C tot 35° C. 

    Systeem voor aanduiding van sterkteklasse voor normale moeren
    style 0, moerhoogte >0,45XD en <0,8XD
    style 1, moerhoogte >0,8XD of hoge moeren
    style 2, moerhoogte >0,9XD of lage moeren

    Normale en hoge moeren
    De aanduiding voor de sterkteklasse bestaat uit een getal. Dit getal komt overeen met het linker getal van de max; sterkteklasse van de bouten waarmee ze gecombineerd kunnen worden. 

    Lage moeren
    De aanduiding voor de sterkteklasse van lage moeren bestaat uit twee getallen. Het eerste getal is 0 dat aangeeft dat de belastbaarheid van de moer beperkt is. Het tweede getal komt overeen met 1/100 van de nominale belastbaarheid in MPa of N/mm² onder proefspanning.

    Jaren geleden zijn heel veel DIN normeringen van bevestigingsartikelen komen te vervangen voor ISO normeringen. Hier zijn soms kleine verschillen in de normen doorgevoerd. Zo ook bij moeren. De moeren binnen de ISO norm zijn verschillend in eisen voor de belastbaarheid en proefspanning. De ISO normering stelt iets hogere eisen en daarnaast is de markering anders. Zeskantmoeren ISO-4032 moeten getest worden op belastbaarheid volgens ISO-898-2, de eisen liggen hier iets hoger. Zeskantmoeren volgens ISO hebben een markering op de rand van de moer I 8 I en de moeren volgens DIN hebben alleen een 8 als markering. Hieronder de kleine verschillen in de moeren volgens DIN en ISO. 

    Nagenoeg alle maten, vormen, plaatstoleranties en eigenschappen van standaard bevestigingsmaterialen zijn vastgelegd in het ISO stelsel. Een groot deel van deze normen is gebaseerd op (en vaak letterlijk overgenomen uit) het Duitse DIN stelsel. 

    Het normeringstelsel is als volgt opgebouwd:
    – Product standaarden (bijvoorbeeld: DIN 931 / ISO 4014 – DIN 934 / ISO 4032): Informatie over de vorm van het product, tolerantieklassen en maatvoering. Alle productstandaarden bevatten referentielijsten naar toegepaste ‘basisstandaarden.
    – Basis standaarden (bijv. DIN 13, DIN 267, ISO 898, ISO 4759, ISO 3269).

    Deze standaarden geven algemene maatvoeringen en toleranties aan (DIN 13: schroefdraad) op het gebied van oppervlaktebehandelingen, mechanische eigenschappen etc. Normen omvatten alleen algemene standaarden voor ‘normaal gebruik van mechanische bevestigingsmaterialen' (als vastgelegd in ISO 3269 / 8992). Indien hogere voorwaarden gesteld worden aan bevestigingsmaterialen, dan dient dit altijd vooraf tussen gebruiker en leverancier afgestemd te worden.

    De sterkte van een bout-moercombinatie kun je testen door deze te beproeven in een zogenaamde trekbank. De trekbelasting van de boutverbinding wordt via de binnendraad in de moer overgedragen op de buitendraad van de bout. De vorm en afmetingen van bouten en moeren liggen vast in ISO-normen (vroeger DIN-normen) en zijn zodanig bepaald dat de moer met een geringe speling passend op de bout kan worden gedraaid. De twee belangrijkste methoden om bouten en moeren voor staalconstructies te verzinken zijn: thermisch- en elektrolytisch verzinken.

    Ten opzichte van een zwarte ISO-passende bout hebben een thermisch verzinkte, overmaatse bout en een thermisch verzinkte ISO-passende bout theoretisch een iets lagere capaciteit op trekbelastingen. De twijfel in de praktijk over de betrouwbaarheid van thermische verzinkte zeskantbouten werd versterkt door de inhoud van art. 5.4.1.3 (bout-moercombinaties) in NEN-ENV 1090-1, waarin verbindingsmiddelen met een metallische deklaag een uitzonderingspositie hebben. 

    Om dit in de praktijk te kunnen testen zijn er enkele jaren geleden praktijktesten gedaan naar de trekbelastingen van de verschillende bout-moercombinaties. Voor de bout-moercombinaties is de nominale treksterkte (norm) van de bout vergeleken met het testresultaat van de treksterkte. Deze proefresultaten lieten de volgende uitkomsten zien:

    - Elektrolytisch verzinkte bout-moercombinaties hebben in het algemeen de grootste capaciteit bij gelijke afmetingen.
    - Verzinkte combinaties – zowel elektrolytisch als thermisch verzinkt (ISO-passend én overmaats) – van bouten klasse 8.8 met moeren klasse 8 voldoen geheel aan de norm. Hieruit volgt dat ook de combinatie; bouten klasse 8.8 bouten met moeren klasse 10 voldoet.
    - Zowel thermische verzinkte, ISO-passende bout-moercombinaties als thermisch verzinkte overmaatse bout-moercombinaties voldoen geheel aan de norm. De eerste hebben geen of slechts een marginaal hogere capaciteit.

    Bovenstaande uitkomsten leiden automatisch naar de algemene conclusie dat de geteste verzinkte bout-moercombinaties aan alle eisen voldoen. De voorwaarde is uiteraard dat de bouten en moeren zijn vervaardigd volgens de daarvoor geldende normen. Helaas zijn er in de handel nog volop verbindingsmiddelen verkrijgbaar waarvan de prijs weliswaar zeer aantrekkelijk is, maar die kwalitatief niet aan de norm voldoen. Het is daarom verstandig om bij twijfel een partij te laten testen. Gerenommeerde handelaren beproeven regelmatig hun assortiment en kunnen altijd gecertificeerde testresultaten overleggen.

    Kleurcodering 
    4.8Geen kleur
    5.6Bruin
    5.8Blauw
    8.8Geel
    10.9Wit
    12.9Zwart
    RVS-A2Groen
    RVS-A4Rood

    threaded rod 2TekstvakVooral bij draadeinden zijn er in de markt veel signalen geweest over gesjoemel met de gestandaardiseerde draadhoek waardoor de kwaliteit van de verbinding (enorm) afneemt. Deze afwijkende draadvorm heeft een scherpere tophoek van maar 50 graden of zelfs minder. Volgens de DIN 976-1 voor draadeinden (was voorheen DIN975) en de DIN13-20 voor metrische draad moet de tophoek van een metrische draadeind 60 graden zijn. Door deze niet-gestandaardiseerde draadvorm wordt er door de fabrikant zo’n 10-15% materiaal bespaard, wat in de prijs een uiteraard van invloed is. Deze draadeinden voldoen niet meer aan de gestelde minimale belastingen en sterktes met alle gevolgen van dien. 

     

    http://www.golantec.be/img4.gifDe buitendiameter van de draadstang wordt doorgaans gewoon gehaald, en de zeskantmoer zal nog steeds passen, echter doordat de draadhoek van de moer (volgens DIN) wel een tophoek van 60-graden heeft deze maar op een zeer klein gedeelte van de draad van de draadeind grip. Hierdoor neemt uiteraard de belasting enorm af. Vaak ligt ook de treksterkte van deze draadstangen een stuk lager omdat de scherpere draadhoek een hogere en diepere draad geeft en een dunnere kern van de draadstang. Hiermee komt de treksterkte zo’n 25% lager te liggen voorgeschreven in DIN 976-1.

    De reden dat er draadeinden met een kleinere tophoek in de markt zijn gekomen komt doordat er een significante gewichtsbesparing is te realiseren wanneer de draadhoek kleiner wordt. Er wordt hierdoor tot wel 10-15% materiaal bespaard, wat in de prijs een invloed van 7-12% heeft. 

    Alleen door de buitendiameter te meten en de passing van de moer controleren met een pasmoer (kaliber) kun je niet uitsluiten of de draadeind de juiste tophoek heeft. Er moet hiervoor met een meetprojector of digitale microscoop worden gemeten om te bepalen wat de draadhoek van de desbetreffende draadeind is.  

    Wij hebben bij Hoenderdaal zowel controle bij onze leverancier als controle op de draadhoek bij binnenkomst van de goederen. Zo controleren we dat de draadhoek van door ons geleverde draadeinden volgens DIN976-1 ook daadwerkelijk minimaal 60 graden is. 

    De voorboordiameter als volgt berekend worden: D = Dnom - P 

    Voor draadsnijden van ISO metrische draad kun je de volgende aanbevelingstabel volgen.

    De wetgeving
    Vanaf 1 juli 2014 moeten staalconstructiedelen met lastdragende eigenschappen geleverd worden met een CE verklaring. Dit is bepaald in de norm EN 1090 en de Verordening Bouwproducten EU 305/2011. Deze norm heeft ook gevolgen voor de bouten en moeren die in deze constructies gebruikt worden. Om de bouwconstructie juist te ontwerpen en te berekenen heeft de Europese Unie de Eurocode 3 in het leven geroepen: EN 1993-1-8. In de onderliggende norm EN 1090-2 worden de boutverbindingen beschreven. In deze norm wordt een onderscheid gemaakt in voorgespannen en niet voorgespannen boutverbindingen.  
    Het standaard assortiment bouten en moeren van Hoenderdaal is niet voorzien van een CE-markering. De markt bepaald of zij gekeurde of niet-gekeurde producten wil afnemen. Naast ons bestaande assortiment hebben wij sinds 2014 het assortiment uitgebreid met een programma bouten en moeren die voldoen aan de normen van de CE-wetgeving.  

    Niet voorgespannen boutverbindingen
    De niet voorgespannen boutverbindingen moeten voldoen aan EN 15048, waarbij deel 1 de algemene eisen omschrijft en deel 2 de geschiktheidsbeproeving aangeeft. Vanaf 1 juli 2014 zal deze norm voor de meeste Europese landen van toepassing zijn. Hoenderdaal heeft een klein programma van deze CE-gekeurde Structural Bolts volgens norm EN 15048-1 op voorraad liggen. De fabrikant garandeert dat de bout-moer combinaties geleverd worden conform de gestelde specificaties van deze nieuwe norm: 

    - Homogene productie van de bout en moer – dit houdt in : één en dezelfde fabrikant.
    - Sets bouten en moeren moeten worden geleverd in de originele, ongeopende fabrieksverpakking. Dit houdt tevens in dat er uitsluitend volle verpakkingen - mogen worden geleverd om de traceerbaarheid van de producten te garanderen.
    - Bouten en moeren moeten worden gemarkeerd met de een indruk: “ SB ”- welke staat voor ‘’Structural Bolting’’.
    - De verpakking moet voorzien zijn van de CE markering.
    - De norm geldt vanaf diameter M12 tot en met M36.

    Het etiket
    Op het etiket moet worden vermeldt: 

    - CE markering middels het CE-logo;
    - Identificatie van de fabrikant;
    - SB kenmerk (Structural Bolting);
    - Het identificatienummer van de Notified Body;
    - Het nummer en het jaar van de uitreiking van het CE conformiteitcertificaat;
    - Een verwijzing naar de geldende productnorm en de van toepassing zijnde toleranties;
    - De sterkteklasse van de bout en moer;
    - Een verwijzing naar de geharmoniseerde norm EN 15048;
    - Een uniek batch nummer;
    - Identificatienummer van het product en de afmeting.

    Voorgespannen boutverbindingen
    De voorgespannen boutverbindingen moeten voldoen aan EN 14399, waarbij deel 1 de eisen zijn, deel 4 de bout en moer verbindingen (voorheen DIN 6914-6915) en deel 5 de sluitringen (voorheen DIN 6916). Hoenderdaal heeft geen voorgespannen bouten in het assortiment opgenomen. 

    Het assortiment niet voorgespannen boutverbindingen van Hoenderdaal: 

    Artikelnummer

    EAN 

    Omschrijving

    VPE 

    8712811741820 

    TAPBOUT VZ.8.8 M12X25 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    100 

    8712811741899 

    TAPBOUT VZ.8.8 M12X30 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    100 

    8712811741967 

    TAPBOUT VZ.8.8 M12X35 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    100 

    8712811742032 

    TAPBOUT VZ.8.8 M12X40 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    100 

    8712811742100 

    TAPBOUT VZ.8.8 M16X30 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    50 

    8712811742179 

    TAPBOUT VZ.8.8 M16X35 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    50 

    8712811742247 

    TAPBOUT VZ.8.8 M16X40 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    50 

    8712811742315 

    TAPBOUT VZ.8.8 M16X45 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    50 

    8712811742384 

    TAPBOUT VZ.8.8 M16X50 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    50 

    8712811742452 

    TAPBOUT VZ.8.8 M20X40 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    25 

    8712811742520 

    TAPBOUT VZ.8.8 M20X50 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    25 

    8712811742599 

    TAPBOUT VZ.8.8 M20X60 + MOER (ISO 4017/4032) CE 

    25 

    6. Muurbevestigingen

    6.1 Algemeen

    Afbeeldingsresultaat voor spuitankersDeze groep bestaat alweer zo’n 35 jaar en bestaat in eerste instantie uit twee groepen: spuitankers en glazen capsules. Het allergrootste verschil tussen chemische verankering en keilbouten/doorsteekankers en schroefankers is dat chemische verankering spanningsvrij is; er wordt geen kracht overgebracht op de bouwstof. 

     

    Afbeelding van glazen capsule + ankerstang.Afbeelding spuitanker

     

     Afbeeldingsresultaat voor chemische verankeringen 

    Afbeeldingsresultaat voor chemische verankeringen 

     

    Plaatsen van een glazen chemische capsule. In principe geldt dat het plaatsen van ankers altijd gelijk is, echter voor chemische verankeringen is het reinigen van het boorgat (ook wel het verwijderen van het boormeel) heel erg belangrijk. In het boorgat blijft namelijk altijd boormeel achter. Als zonder schoonmaken het chemisch anker geplaatst wordt kan het zijn dat het boormeel mee gaat draaien met het anker en er een soort vlies ontstaat om het anker. Na het uitharden trek je het anker er dan zeer gemakkelijk uit.  


    De verschillen tussen een glazen capsule en een spuitanker
    1. Glazen capsule kan alleen gebruikt worden in beton.
    2. Glazen capsule is makkelijker als je maar één of een paar gaten hoeft te boren.
    3. Dosering bij glazen capsule altijd goed. Je moet echter wel de juiste afmeting hebben.
    4. Spuitanker kan je makkelijk meerdere gaten vullen, maar je moet wel goed op het mengen letten.
    5. Bij meerder gaten is spuitanker goedkoper.  

    Wij voeren van Rawl de chemische capsules onder de naam KEMFIX R-CAS M8 tot en met M20 (M20 hebben we niet op voorraad).

    Spuitankers
    Voor de spuitankers voeren wij 3 verschillende types: 

    1. R-KER 300 ml.
    2. R-KEM 300 ml.
    3. R-KEM 175 ml. 

    De R-KEM 175 ml wordt alleen in de DHZ-wereld verkocht. Ondanks dat het product al lang bestaat is de acceptatie in deze markt erg klein. Onze omzet voor de 175 ml is nog geen 3% in vergelijking met de eerste 2!  

    R-KEM is voor algemeen gebruik. Het basismateriaal bestaat uit een polyester zonder styreen (styreen is giftig en stinkt en werd vroeger wel als bestanddeel gebruikt). Deze is gekeurd voor optie 7 en is dus niet geschikt voor gescheurd beton.

    R-KER is ook voor algemeen gebruik. Het basismateriaal is een vinylester zonder styreen. Voor ankerstangen is hij optie 1 gekeurd.

    Voor de toepassing zijn ze alle drie gelijk. De kokers passen in een standaard spuitpistool. Eerst plaats je een mengtuit op de koker en daarna plaats je hem in het pistool. Dan spuit je de eerste ml op een stuk karton tot de kleur egaal grijs is. (zie YouTube filmpje via de QR code op het spuitanker). Daarna vul je het schoongemaakte boorgat tot 70%. Verdere instructies zie tekening hieronder. Na gebruik is het belangrijk om de koker in zijn geheel uit het pistool te halen en op een koele en donkere plaats te bewaren. Afhankelijk van de omgevingsfactoren kun je hem dagen bewaren, bij opnieuw gebruik verwijder je de mengtuit en plaats je een nieuwe tuit.  

    Instructie voor gebruik in vol en holle bouwstoffen:

    Afbeeldingsresultaat voor chemische verankeringen 

    Voordelen chemische verankeringen
    1. Toepasbaar in bijna alle voorkomende bouwstoffen zoals beton, metselwerk, holle bouwstenen, kalkzandsteen etc.
    2. Brengen bouwmateriaal niet onder spanning, spanningsvrije verankering.
    3. Geringe rand en hart op hart afstanden mogelijk. 

    Nadelen chemische verankeringen
    1. Kunnen niet bij hoge temperaturen verwerkt worden (boven 80 graden).
    2. Schoonmaken van boorgat is essentieel.
    3. Uithardingstijd moet in acht genomen worden. Duurt langer bij lage temperaturen.
    4. Men moet erop toezien dat de twee componenten zich goed mengen. 

    Ondanks de opmars van de chemische verankeringen blijven mechanische ankers een belangrijk bevestigingsmiddel in beton. Ook daar behoren nieuwe ontwikkelingen tot de orde van de dag, met steeds grotere laststerktes, toepassingen en zelfs gebruiksvriendelijkheid. Er zijn tegenwoordig zelfs schroefankers verkrijgbaar die na voorboren ingedraaid én uitgedraaid kunnen worden.  

    In verankeringen is het van groot belang dat je producten gebruikt die voorzien zijn van het Europese ETA keurmerk.  

    Europese Richtlijnen
    Men kan onderscheid maken tussen drie soorten ankers: lichte ankers, middenlast- en zwaarlastankers. Afhankelijk van de sterkte van het anker en de verbinding die deze maakt krijgt het anker een zogenaamde optie. Van optie 1 tot en met 6 en van optie 7 tot en met 12. Opties 1 tot en met 6 omvatten de sterkste ankers. De meest voorkomende opties zijn optie 1 en 7. De overige opties omvatten eerder gedetailleerde voorwaarden zoals randafstand, tussenafstanden en dergelijke meer. Opties 1 en 7 gaan over toepassing in gescheurd of ongescheurd beton. Gescheurd beton omvat de trekzone in het beton. Daar is de belasting op het beton veel groter dan bij ongescheurd beton (de 'duwzone'), en moet je dus een andere anker gebruiken. Een anker dat voor ongescheurd beton bedoeld is, zal de spanning die bij gescheurd beton voorkomt niet aankunnen en zal het bijgevolg dan ook begeven.  

    Het is belangrijk om het onderscheid tussen de verschillende opties in acht te houden. Zo kunnen opties 7 tot en met 12 niet gebruikt worden in een trekzone, hoe groot de diameter van het anker ook is. Dit vanwege het grotere risico. Aan de Europese richtlijn hangen ook enkele voorwaarden vast aan de ankers. Zo moet de fabrikant met een ETA-keuring garanderen dat zijn product minimaal 50 jaar kan meegaan. Daarnaast staat in het rapport hoe je het anker moet monteren en in welke omstandigheden (nat of droog). De verankering moet ook gebeuren door gekwalificeerd personeel en volgens de richtlijnen van het ETAG. Wie zich daar niet aan houdt, plaatst de verankering natuurlijk op eigen verantwoordelijkheid en zal dan ook de gevolgen dragen in geval van een incident.  


    Enkele belangrijke vragen voor het werken met zwaarlastankers? 

    1. Werk ik in een trekzone of in de duwzone van het beton?  

    Duwzone=optie 7 en trekzone=optie 1 

    2. Hoe dicht bij de rand moet je de ankers gaan plaatsen? Dicht bij de rand?  

    Gebruik een schroefanker of chemisch anker i.p.v. een spreidanker om scheuren van het beton te voorkomen 

    3. Welke last moet het anker gaan dragen?  

    Iedere type en maat verankering heeft een bepaalde treksterkte. Dit bepaald hoeveel lastkracht het anker aan kan. De trekbelasting wordt uitgedrukt in kilonewton (kN), waarbij 1 kN gelijk staat aan een belasting van 100 kg.  

    4. Hoe diep kun je je anker gaan plaatsen?  

    Hoe dieper je de verankering kunt plaatsen hoe hoger de treksterkte en hoe groter de belasting.  

    5. En welke diameter kun je monteren?  

    Hoe groter de diameter hoe groter de belasting. De diameter bepaald ook voor een deel de afschuifbelasting. Dit is de dwarse belasting op het anker. De diameter van de verankering bepaald ook de boordiameter van het anker. Om een sterke verbinding te garanderen is het boorgat net iets kleiner dan de draaddiameter van het anker zelf. 

    6. Moet het anker demonteerbaar of herbruikbaar zijn?  

    Spreidingsankers zijn lastig demonteerbaar en niet herbruikbaar. Chemische ankers zijn niet demonteerbaar of herbruikbaar. Wil je gemakkelijk demonteren en ook nog hergebruiken? Gebruik dan betonschroefankers of betonankerbouten.  

    7. Hoe dik is het te monteren deel? 

    Dit is belangrijk om vooraf te weten voor de keuze van het anker. Het klembereik geeft aan wat de maximale, te bevestigen dikte is. 

    8. Waar moet de bevestiging worden gemaakt? Binnen of buiten? En in een extreem agressief klimaat?  

    Gebruik voor normale binnen omstandigheden elektrolytisch verzinkte ankers maar voor buitentoepassingen minimaal RVS A2. Voor extreme condities kun je RVS A4 toepassen. 


    Veiligheidsfactor
    De richtlijnen van de ETA omvatten ook een veiligheidsfactor. Op de aangegeven belasting moet een marge zitten om in alle veiligheid te kunnen werken. Een van de redenen voor die marge is de mogelijkheid tot piekbelasting. Die moet ruim ingeschat worden. Verder moet je alle externe factoren indachtig zijn. Men kan niet 100% garanderen dat het gebruikte beton van optimale kwaliteit is. Men kan evenmin zeker zijn dat de monteur van de verankering voldoende gekwalificeerd is. Daarnaast moet je ook nog rekening houden met metaalmoeheid. Als alles dan al correct geïnstalleerd wordt, weet je niet helemaal of het metaal lang genoeg zal meegaan. Daarom wordt een dergelijke marge ingebouwd. Men kan namelijk nooit zeker genoeg zijn.  

    Over het algemeen kan men stellen dat de meeste ankers voorzien zijn van een veiligheidsfactor van 1,4. Dat wil zeggen dat, bij een aangegeven treksterkte van 100 kg, de eigenlijke treksterkte 140 kg is. Voor de Europese regelgeving gaat men zelfs al naar een factor van 3.  

    Het beton
    Voor een veilige en goede bevestiging hangt er veel af van ondergrond zelf. Hoewel hier vooral de verankering in beton besproken wordt, zijn er onderling nog heel wat verschillen. De meest gangbare betonvariant is de C20/25, de vroegere B25. De cijfers slaan respectievelijk op de cilinderdruksterkte en kubusdruksterkte, in MPa. Hoe hoger de waarden, hoe sterker en harder het beton.

    Naast beton kan men ook nog verankeren in kalksteen, baksteen (hol en massief) en in gipskarton. Voor elke ondergrond zal men ook een andere anker gebruiken, naargelang van de specifieke eisen van de verankering. Wat je zeker niet mag vergeten is de reiniging van het boorgat. Het is belangrijk om na het boren van het gat het boorgat goed te reinigen om een goede verbinding te garanderen. Er zijn hiervoor speciale borsteltjes of luchtspuiten verkrijgbaar. 

    Soorten zwaarlastankers
    Men kan op verschillende manieren de ankers in categorieën verdelen: (her)gebruik, installatie, grootte of diameter zijn hiervoor allemaal mogelijke parameters.  

    Onderscheid bij installatie
    Grofweg kan men stellen dat er op het vlak van installatie twee soorten ankers zijn:  

    Doorsteekankers
    Voorsteekankers -> Hulsankers  

    Doorsteekankers ondergaan een voorafgaande montage, waarna het anker door het te verankeren onderdeel heen vastgezet wordt. Voorsteekankers worden rechtstreeks met het te verankeren onderdeel gemonteerd op de ondergrond.  

    Onderscheid bij bevestiging
    Verder is er een wezenlijk verschil tussen slag- en spreidingsankers, en schroef- of snijdende ankers. Er bestaan tal van soorten slagankers, gaande van snelbouwankers en keilbouten tot hulsankers. Eenmaal gemonteerd zitten slagankers letterlijk muurvast en zijn ze niet meer uit de ondergrond te halen. Vaak zijn zij ook voorzien van een onderleg schijf (DIN9021) die een gelijkmatige belasting uitoefent. Anderzijds gebeurt de verankering enkel op de ring en de kegel, in tegenstelling tot betonankerbout, waar de verankering op de gehele schroef gebeurt.  

    Betonankerbouten zijn wel eenvoudig te demonteren en opnieuw te gebruiken, wat handig kan zijn bij een tijdelijke montage van bijvoorbeeld stalen steunpijlers bij het afschoren. Daarnaast zijn ze ook beter bestand tegen trillingen en hebben dus een hogere afschuifbelasting.  

    Pluggen
    Naast alle zware en middenzware ankers heb je ook lichte ankers. Deze lichte ankers, zoals pluggen of lichte schroefankers, zullen eerder gebruikt worden door installateurs voor het bevestigen van beugels. Pluggen hebben een geringe belastbaarheid maar kunnen zich in vrijwel elke ondergrond handhaven.  

    Keuze en berekenen
    Er spelen verschillende factoren mee bij de keuze van de verankering, waarbij men afweegt welk anker bij welke situatie het beste geschikt is, vaak afhankelijk van de belasting op het anker.  

    Het specifieke anker voor een specifieke situatie is iets wat niet bestaat. Eerst en vooral is het logisch om te weten dat men om hout te verankeren, geen zwaarlastanker nodig heeft. Dat terzijde: als men staal wil installeren, zal men eerder rekening houden met de klemdikte. Men gaat berekenen hoeveel kracht die klemdikte kan verdragen. Op basis van het resultaat van de berekening kan er uitgezocht worden welk anker men moet gebruiken.  

    Uiteindelijk draait het allemaal rond rekenen en berekenen en eventueel opnieuw berekenen. Alles bij elkaar komt het dus daarop neer. Bij mechanische ankers valt het qua rekenwerk eigenlijk allemaal best mee; in het ETA-rapport staan normaal gezien wel de toegelaten minimum- of maximumwaarden wat betreft klemdikte, diameter, lastkracht of boordiepte.

     

    Een aantal jaren geleden zijn er nieuwe zwaarlastbevestigers op de markt gekomen als alternatief voor de doorsteekanker. Het anker wordt zowel betonschroef als schroefanker genoemd. 

     

     C:\Users\rob\AppData\Local\Microsoft\Windows\INetCache\Content.Word\70468_SB2-Plus.jpg 


    Uitvoeringen 

    1. Schroefanker SB2-Plus verzinkt.
    2. Schroefanker SB2-A4, RVS A4.
    3. Schroefanker SB, in twee uitvoeringen met TX aandrijving en koppelstuk met binnendraad. 

    Voordelen

    1. Optie 1 gekeurd.
    2. Eenvoudige en snelle montage, tot wel 50% sneller.
    3. Demonteerbaar en herbruikbaar.
    4. Volledig en makkelijk achteraf te verwijderen.
    5. Door zeskantkop (of platbolkop) mooier afgewerkt.
    6. Hoeft niet met een momentsleutel vastgezet worden. Geen draaimoment controle nodig.
    7. Plaatsingsmogelijkheden beter voor hart op hart- en rand afstanden. 

    Nadelen

    1. Iets duurder dan doorsteekanker.
    2. Product is nog enigszins onbekend.

    Dit keurmerk wordt niet alleen gebruikt voor doorsteekankers, maar voor alle zwaarlast verankeringen. Dus ook voor de keilbout, doorsteekanker, chemische anker, schroefanker etc. Omdat de keilbout voor 95% in de DHZ wordt verkocht, is het keurmerk minder van belang dan voor de andere verankeringen. 

    Er zijn een paar belangrijke aspecten aan dit keurmerk. ETA kan verdeeld worden in twee groepen: 

    1. Ongescheurd beton/drukzone/uncracked concrete
    2. Gescheurd beton/trekzone/cracked concrete 

     

    Door middel van de bovenstaande illustratie is het makkelijk uit te leggen. De betonnen plaat waar de vrachtwagen overheen rijdt vertoont minuscule scheurtjes aan de onderkant van het beton. Met andere woorden de trekzone. Als we dit nu vertalen naar de praktijk, dan geldt het volgende: als je een anker plaatst in de vloer of in een muur, dan heet dat drukzone/ongescheurd beton. Plaats je een anker in het plafond (dus boven je hoofd), dan heet dat trekzone/gescheurd beton. 

    Gescheurd beton heeft ETA optie 1 en ongescheurd beton heeft optie 7. Er bestaan meerdere opties in de ETAG (Guidelines). De eerste groep loopt van 1 tot en met 6 en de tweede groep loopt van 7 tot en met 12. Waarbij 1 en 7 de hoogste graad is in de betreffende groep. Voor ons is het belangrijkste onderscheid: druk- of trekzone!

    In plaats van steen wordt er meer en meer gebruik gemaakt van beton. Dit begon al in de jaren 80. Rond die tijd is ook de doorsteekanker ontwikkeld. Wat zijn de verschillen tussen een keilbout en een doorsteekanker? 

    Het woord zegt het al, het boorgat is gelijk aan het gat in het te bevestigen materiaal. In theorie kun je dus het te bevestigen materiaal tegen de muur aanhouden en in één keer een gat boren. Vandaar de naam doorsteek anker! Het vastdraaien van een doorsteekanker vindt op dezelfde manier plaats, echter de spreiding is vele malen kleiner. Dat is ook de reden dat een doorsteekanker alleen gebruikt kan worden in beton. Technisch gezien is de doorsteekanker vele malen beter dan de keilbout. Dat heeft er ook toe geleid dat in de professionele wereld de keilbout nagenoeg verdwenen is.  


    De range van de RAWL doorsteekankers is vrij groot 

    1. R-XPT verzinkt;
    2. R-XPT-HD thermisch verzinkt (HD staat voor Hot dipped galvanised);
    3. R-XPTII-A4 in RVS type A4 (316);
    4. R-HPTII-ZF is hetzelfde als de XPT, maar dan ETA gekeurd optie 1 voor zowel gescheurd als niet gescheurd beton.



    Afbeelding van een doorsteekanker. Door het vastzetten van het anker wordt de klip naar achteren getrokken. De twee lijnmarkeringen zijn voor de minimale en maximale plaatsingsdiepte. 

    Het doorsteekanker wat wij voeren van Rawl is de XPT serie verzinkt met ETA optie 7. De reden hiervan is dat wij dit product complementair leveren, wij zijn hier geen specialist in. Let wel; wij kunnen natuurlijk alle producten leveren, maar dat is alleen interessant bij grote aanvragen.

     

     

    Eind jaren 50 is de keilbout uitgevonden voor zware bevestigingen. Er waren twee uitvinders Rawl, met de Rawlbolt en Van Thiel United met de PFG bout. Natuurlijk niet te vergeten Hoenderdaal met de HUB keilbout; uitgevoerd in gietijzer.  

    In de jaren 50 werd er voornamelijk met bakstenen of volle steen gebouwd. Een keilbout is een huls die bestaat uit 3 of 4 stalen plaatjes die met een ring vastgehouden wordt. Aan het einde zit er een moer ingeklemd en aan de voorzijde een ring. Hier draai je bijvoorbeeld een draadeindje in waar weer een ring en moer opgaat. Als de keilbout in de muur bevestigd is, draai je de moer aan waardoor de achterste moer naar voren wordt getrokken. Hierdoor gaan de 3 of 4 plaatjes uitzetten totdat hij helemaal strak in de muur zit. Bij zachtere bouwstoffen heb je een kans dat de druk te hoog wordt waardoor de bouwstof zal scheuren/breken.    

     

    Type uitvoeringen
    Huls, hier bepaal je dus zelf wat je erin draait;
    Draadeinde;
    Tapbout;
    Oog;
    Haak.

    Anno 2016 wordt de keilbout alleen nog toegepast door de “doe-het-zelver”, in de professionele wereld is die nagenoeg verdwenen. 

    Voordelen keilbout
    1. Is in alle (stenen) bouwmaterialen toepasbaar; steen, baksteen, beton, kalkzandsteen e.d.
    2. Is in de DHZ een zeer bekend product. 

    Nadelen keilbout
    1. Boorgat is in verhouding met een doorsteekanker erg groot.
    2. Er wordt veel kracht overgebracht op de muur (door de brede spreiding). Je mag hem alleen plaatsen op minimaal 5 cm van de rand.
    3. Het is geen doorsteek montage.
    4. Er zijn weinig of geen keuringen beschikbaar.